werknemer/N.V. Personeel de Noord-Westhoek

Werknemer is in 1986 in dienst getreden van Stadsvervoer Dordrecht (SVD). Op de arbeidsverhouding is de CAO HTM van toepassing. Werknemer was als Bedrijfsleider bij SVD ingeschaald in loonschaal 41, trede 21 van de CAO HTM. Op 1 januari 2007 is de concessie overgegaan op Arriva. Werknemer is vervolgens van rechtswege in dienst getreden bij een dochteronderneming van Arriva, De Noord-Westhoek. Aangezien de functie van Bedrijfsleider niet voorkomt binnen de organisatie van De Noord-Westhoek, is werknemer bij indiensttreding benoemd in de functie van assistent vestigingsmanager. Die functie wordt bij De Noord-Westhoek gewaardeerd in loonschaal 9 trede 16 van de CAO Openbaar Vervoer en de CAO Multimodaal Vervoer, wat overeenkomt met het salaris in loonschaal 41 trede 7 van de CAO HTM. De Noord-Westhoek deelt aan werknemer mee dat hij zijn oude salaris behoudt, maar dat dit salaris zal worden bevroren. Hij maakt derhalve geen aanspraak op loonsverhoging. In 2008 wordt tussen De Noord-Westhoek en vakbonden een loonsverhoging van 3,5% overeengekomen. Werknemer vordert thans betaling van deze loonsverhoging.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De Noord-Westhoek heeft onvoldoende onderbouwd dat en waarom zij tot bevriezing van het salaris van werknemer zou mogen overgaan. Het enkele feit dat het de functie van werknemer bij De Noord-Westhoek anders wordt genoemd en beloond is daartoe onvoldoende. De inschaling en beloning van werknemer vormt immers een arbeidsvoorwaarde die gebaseerd is op (herleidbaar is tot) een cao, te weten de CAO HTM, zodat deze van rechtswege op De Noord-Westhoek is overgegaan. Nu de salarisinschaling van werknemer een arbeidsvoorwaarde vormt die van rechtswege op De Noord-Westhoek is overgegaan, behoefde zij voor een bevriezing van zijn salaris buiten de CAO HTM om, de instemming van werknemer. Nu deze instemming ontbreekt, zijn de vorderingen van werknemer toewijsbaar.