Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Fortis Bank Nederland NV
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23 februari 2010

werknemer/Fortis Bank Nederland NV

Nakoming contractuele ontslagvergoeding van twee jaarsalarissen inclusief bonus, bij einde dienstverband na slechts een jaar, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Eenzijdige wijziging bonusregeling niet gerechtvaardigd

Werknemer is op 1 december 2007 bij Fortis Bank (Nederland) N.V ('Fortis') in dienst getreden. In de arbeidsovereenkomst is een ontslagvergoeding van twee jaarsalarissen inclusief bonus opgenomen. Als gevolg van de nationalisatie van Fortis begin oktober 2008 vervalt de functie van werknemer. Fortis vraagt dientengevolge ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst wordt per 1 februari 2009 ontbonden onder toekenning van een vergoeding van € 250.000,=. In onderhavige procedure vordert de werknemer een ontslagvergoeding gelijk aan het verschil tussen de contractuele vergoeding en de reeds ontvangen vergoeding van € 250.000,=. Daarnaast vordert werknemer de overeengekomen 'gegarandeerde bonus' en een sign on-bonus. Fortis beroept zich op artikel 7:613 BW. Subsidiair beroept Fortis zich op artikel 7:611 BW en meer subsidiair op artikel 6:248 lid 2 BW. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is het onaanvaardbaar dat de werknemer na een dienstverband van iets meer dan een jaar een vergoeding van twee jaarsalarissen inclusief bonus krijgt mede gezien de overige omstandigheden van het geval.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Ten aanzien van de bonus en de sign on-bonus oordeelt de kantonrechter dat geen van de verweren opgaat. Het beroep op artikel 7:613 BW gaat niet op, omdat de arbeidsovereenkomst reeds vier maanden is geëindigd. Ook het beroep op het goed werknemerschap faalt. Fortis heeft werknemer immers overgehaald bij haar te komen werken en van een werkkring elders af te zien. Daarbij heeft werknemer de afspraken bedongen zoals die zijn gemaakt. Werknemer behoefde niet in te stemmen met een aanzienlijke verslechtering van zijn beloning. De vorderingen van werknemer worden toegewezen.

Ten aanzien van de ontslagvergoeding oordeelt de kantonrechter anders. Het toekennen van die vergoeding is gezien het zeer korte dienstverband naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Bezien tegen de achtergrond van de kantonrechtersformule is het gevorderde bedrag excessief zo niet ridicuul te noemen, aldus de kantonrechter. In de ontbindingsprocedure is reeds een bedrag van € 250.000,= toegekend waarbij de C-factor al aanzienlijk verhoogd is. De kantonrechter ziet geen grond om nog een bedrag aan ontslagvergoeding toe te kennen.