Naar boven ↑

Rechtspraak

eiser/Akzo Nobel Nederland BV
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15 juni 2010
ECLI:NL:GHSHE:2010:BM8966

eiser/Akzo Nobel Nederland BV

Deskundigenoordeel over verzekerbaarheid verkeersongeval in 1996. Tussenarrest

In dit tussenarrest oordeelt het hof dat aan prof.mr. J.G.C. Kamphuisen - als deskundige - de volgende vragen ter beantwoording zullen worden voorgelegd:

A. Wat waren ten tijde van het ongeval (op 30 september 1996) de mogelijkheden voor Akzo om zich ten behoeve van haar werknemers te verzekeren tegen het risico op letselschade (waaronder begrepen gevolgschade), overige materiële en immateriële schade van die werknemers als gevolg van een verkeersongeval aan de werknemer als bestuurder in de uitoefening van zijn werkzaamheden overkomen? Kunt u daarbij concreet aangeven welke in Nederland actieve verzekeraars, verzekeringsmakelaars en tussenpersonen een zogenaamde SVI-verzekering aanboden?

B. Was het naar uw deskundig oordeel gebruikelijk dat deze verzekeringen in 1996 een clausule kenden blijkens welke de aan het niet-gebruiken van de autogordel toe te rekenen schade voor rekening van de verzekerde bleef?

C. Wat kunt u meedelen over de beschikbaarheid van deze onder A. en B. genoemde verzekeringen in 1996? Het hof acht het daarbij van belang te vernemen of volgens uw deskundig oordeel de genoemde verzekeringen behoorden tot de in het algemeen (via assurantietussenpersonen of rechtstreeks) door in Nederland actieve verzekeringsmaatschappijen volgens min of meer standaard voorwaarden aangeboden verzekeringen.

D. Was X door middel van de hierboven genoemde autokostenvergoeding, die hij van Akzo ten tijde van het ongeval ontving, in staat een verzekering als onder A. en B. bedoeld af te sluiten?

E. Tegen welke premies (ten aanzien van welke sommen/schadebedragen) konden in 1996 de onder A. en B. bedoelde verzekeringen door Akzo en/of X worden verkregen?

F. Was het in 1996 naar uw deskundig oordeel en voor zover u weet gebruikelijk dat (grote) werkgevers de SVI-verzekeringen onder de aandacht van haar werknemers brachten en zo ja, hoe?

G. Hebt u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?

Volgt aanhouding van de zaak.