Rechtspraak
werknemer/Regiotaxi X
(Vervolg op AR 2009-257, LJN BH9968) Het hof heeft aan de deskundige (prof. mr. J.G.C. Kamphuisen) ter beantwoording de vraag voorgelegd wat ten tijde van het ongeval (op 5 september 1999) de mogelijkheden waren voor Regiotaxi als taxionderneming om zich ten behoeve van de in haar dienst werkzame taxichauffeurs te verzekeren tegen het risico op letselschade (waaronder begrepen gevolgschade), overige materiële en immateriële schade van die taxichauffeurs als gevolg van een verkeersongeval aan de taxichauffeur als bestuurder overkomen tijdens het uitvoeren van de taxiritten. Volgens de deskundige was alleen van de Schade Verzekering Inzittenden (SVI) met de nodige zekerheid te zeggen dat een dergelijke verzekering de in vraag A genoemde schadesoorten zou hebben vergoed, indien de verzekerde som hoog genoeg zou zijn geweest. In beginsel zou het sluiten van een verzekering met een daarvoor voldoende hoge limiet in 1999 geen probleem hebben hoeven opleveren, maar in 1999 werd het product SVI slechts door een gering aantal verzekeraars gevoerd. Volgens de deskundige was de kans echter klein dat een autoverzekeraar die SVI in 1999 voerde bereid zou zijn geweest het onderhavige risico in dekking te nemen. De door de deskundige geconsulteerde marktleidende verzekeraars die SVI in 1999 voerden (Nationale Nederlanden en Delta Lloyd) zouden in elk geval niet bereid zijn geweest het risico te verzekeren. Nationale Nederlanden accepteerde in 1999 geen taxibedrijven en huurauto’s met chauffeur. Delta Lloyd verzekerde in 1999 geen personenvervoer met busjes en autobussen. De deskundige acht de kans voorts uitermate gering dat een kleine verzekeraar op een individuele vraag uit de markt in 1999 de moeite zou hebben willen nemen en de onzekerheid zou hebben willen dragen om naar aanleiding van een individuele vraag uit de markt dit verzekeringsproduct als maatproduct aan te bieden. Hoewel niet uitgesloten kan worden dat een van de omstreeks honderd autoverzekeraars en de vermoedelijk minder dan tien verzekeraars die in 1999 SVI voerden, bereid zou zijn geweest het onderhavige risico in dekking te nemen, acht de deskundige die kans klein. Van de door de deskundige geconsulteerde marktleidende verzekeraars zou geen enkele bereid zijn geweest het risico te verzekeren. De deskundige heeft geen enkele verzekeraar kunnen vinden die in 1999 het concrete risico uit deze zaak zou hebben geaccepteerd. Derhalve kan niet worden geconcludeerd dat Regiotaxi haar verplichtingen als goed werkgeefster niet is nagekomen, zodat de vordering van werknemer ex artikel 7:611 BW (het niet zorgdragen voor een behoorlijke verzekering) dient te worden afgewezen.