Naar boven ↑

Rechtspraak

Verkrijger gunning WMO-vervoer is geen opvolgend werkgever in de zin van de ketenregeling. Duidelijke band tussen werkgevers ontbreekt

Werknemer is op 15 januari 2007 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Connexxion Taxi Services (hierna te noemen: Connexxion), in de functie van taxichauffeur. Deze arbeidsovereenkomst is tweemaal verlengd tot 31 maart 2008. Werknemer werd ingezet voor vervoer in het kader van ziekenfonds en dagopvang, alsmede voor WMO-vervoer. Het WMO-vervoer is per 1 april 2008 door de gemeente Leeuwarden gegund aan Taxicentrale X BV. Werknemer is vervolgens op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden van Taxicentrale X BV. Deze arbeidsovereenkomst is vervolgens verlengd tot en met 30 september 2009, waarna X BV niet verder wenste te verlengen. Volgens werknemer moet Taxicentrale X BV als opvolgend werkgever ex artikel 7:668a lid 2 BW worden beschouwd, zodat sprake is van conversie. Genoemd wetsartikel dient volgens werknemer in het licht van Richtlijn 99/70 EG strikt te worden uitgelegd, teneinde werknemers te beschermen tegen het onjuiste – zonder objectieve rechtvaardiging – gebruik van tijdelijke arbeidsovereenkomsten. Omdat de indiensttreding van werknemer bij X BV louter en alleen een gevolg was van de overgang van het WMO-vervoer van Connexxion naar X BV, komt aan hem in redelijkheid de bescherming van het Europese recht en artikel 7:668a BW toe.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De omstandigheid dat werknemer bij Taxicentrale X BV dezelfde werkzaamheden verrichtte als voorheen bij Connexxion, is naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval, noch op zichzelf beschouwd, noch bezien in samenhang met de verkrijging van de concessie door X BV, voldoende om opvolgend werkgeverschap aan te nemen. Connexxion en X BV hadden geen andere band dan dat zij ten aanzien van taxi/WMO-vervoer elkaars concurrenten zijn, waarbij Connexxion het aanbestede werk heeft verloren en een derde (zijnde de gemeente) de concessie aan X BV heeft gegund (zie ook Gerechtshof Leeuwarden 12 oktober 2010, LJN BO0510 in het sub r.o. 2.7. van dit vonnis genoemde hoger beroep in de kortgedingprocedure tussen partijen). Nu er geen sprake is van opvolgend werkgeverschap, is er tussen partijen géén arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan (bij het aangaan van de eerste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 1 april 2008) en is hun arbeidsrelatie op 30 september 2009 van rechtswege geëindigd. Dit betekent dat de vorderingen van werknemer, strekkende tot loondoorbetaling ná die datum, moeten worden afgewezen.