CRH vestiging X/werkneemster

CRH is – met positief advies van de ondernemingsraad (OR) – een grote reorganisatie aan het doorvoeren. Deze reorganisatie treft ook de vestiging waar werkneemster werkzaam is. Haar functie is komen te vervallen. Aan werkneemster is een vergoeding conform het met de vakbonden en OR tot stand gekomen Sociaal Plan aangeboden. Werkneemster heeft dit aanbod niet aanvaard. Zij is sinds juni 2010 arbeidsongeschikt. Thans verzoekt de CRH-vestiging ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding van € 9.293. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat het opzegverbod tijdens ziekte geldt, zodat het verzoek moet worden afgewezen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het ontbindingsverzoek houdt geen verband met de arbeidsongeschiktheid, zodat aan het opzegverbod kan worden voorbijgegaan. Net als het UWV WERKbedrijf pleegt te doen, toetst de kantonrechter de aanwezigheid van de bedrijfseconomische noodzaak slechts marginaal en oordeelt hij tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Aan werkneemster komt een vergoeding toe die, vanwege haar arbeidsongeschiktheid, afwijkt van het Sociaal Plan. De rechter acht een vergoeding van € 14.500 billijk, hetgeen overeenkomt met een eerder aangeboden – maar niet geaccepteerde – regel.