Rechtspraak
werkgever/werknemer
Werknemer (47 jaar) is op 1 maart 2010 voor bepaalde tijd (tot juli 2011) in dienst getreden van werkgever in de functie van product manager. Werknemer heeft ernstige twijfels bij de commerciële toepassing van een van werkgevers producten, de EB Flexo machine. Dit resulteert onder meer in het tegenhouden althans vertragen van een 'open house', het niet willen uitnodigen van oude klanten en het negatief uitlaten aan handelsagenten over het product en de verantwoordelijke personen. Thans verzoekt werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden. Het was aan werknemer als product manager om zich na zijn vergeefse (interne) kritiek en vergeefse pogingen om werkgever van zijn gelijk te overtuigen, neer te leggen bij de (een en andermaal bevestigde) beslissing van zijn bovengeschikten om de verdere introductie van de EB Flexo machine door te zetten en in het bijzonder om de voor de periode van 1 tot en met 3 juni 2010 geplande 'open house' doorgang te laten vinden. Indien hij zich niet daarbij kon neerleggen, diende hij zijn functie ter beschikking te stellen, althans diende hij zijn betrokkenheid bij die introductie te beëindigen en daarvan overigens de mogelijke (arbeidsrechtelijke) gevolgen te dragen. Van werknemer mocht tevens worden verwacht dat hij buiten de directe kring van leidinggevenden en andere verantwoordelijke personen voor het EB Flexo project van werkgever de een en andermaal bevestigde beslissing van werkgever om door te gaan met de introductie van de EB Flexo machine en met het houden van de 'open house' niet zou bekritiseren of in enigerlei vorm zou tegenwerken. Indien dat wel het geval zou zijn, zou dat immers al snel kunnen leiden tot onrust binnen de organisaties van werkgever en de andere bij dat project belanghebbenden als X en ESI en afbreuk kunnen doen aan een introductie van die machine zoals werkgever en haar partners dat voor ogen stond. Vast moet worden gesteld dat verweerder aan die van hem te vergen verwachting niet heeft voldaan.
Wat de vergoeding betreft, wijst de kantonrechter op het feit dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan en in beginsel een opzegtermijn van zes maanden gold. Mede vanwege het feit dat werknemer slechts een korte periode in dienst van werkgever was en een lange tijd op non-actief is gesteld, acht de kantonrechter een vergoeding van drie maandsalarissen billijk.