Rechtspraak
M.J.M. Productions BV/werkneemster
Werkneemster is op 1 juli 2003 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij M.J.M., laatstelijk in de functie van vertegenwoordigster. M.J.M. is als gevolg van de economische crisis sinds 2008 verlieslijdend. M.J.M. heeft toestemming van het UWV WERKbedrijf ontvangen om de arbeidsovereenkomst van al haar werknemers op te zeggen, inclusief de arbeidsovereenkomst van werkneemster. Omdat werkneemster evenwel zwanger is en derhalve bescherming geniet van het opzegverbod tijdens zwangerschap, verzoekt M.J.M. ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit de stukken en hetgeen ter terechtzittingen naar voren is gebracht, is niet gebleken dat het ontbindingsverzoek verband houdt met enig bijzonder opzegverbod. Het verzoek is weliswaar ingediend tijdens zwangerschap van werkneemster, doch de reden van het verzoek was daarin niet gelegen. Daarbij komt nog dat het opzegverbod thans niet meer aan de orde is. Genoegzaam is gebleken dat sprake is van gewichtige redenen op grond waarvan de arbeidsovereenkomst ontbonden dient te worden. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt. Bij faxbericht van 29 december 2010 heeft de gemachtigde van M.J.M. te kennen gegeven dat de financiƫle situatie van M.J.M. thans dermate schrijnend is dat een faillissement niet meer tegen te houden is, en dat werkneemster zelf heeft aangekondigd het faillissement van M.J.M. te zullen gaan aanvragen. Ter mondelinge behandeling op 5 januari 2010 is door de gemachtigde van werkneemster bevestigd dat zij bezig is met een faillissementsaanvraag. Werkneemster heeft vanaf 8 november 2010 geen loon meer ontvangen (tot dat tijdstip ontving zij een uitkering in verband met zwangerschap). De kantonrechter zal wegens deze verandering in de omstandigheden de arbeidsovereenkomst ontbinden per 1 februari 2011. Voor een ontbindingsvergoeding is onder de gegeven omstandigheden geen plaats.