Rechtspraak
Montis BV/werknemer
Werknemer is per 9 augustus 1993 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als Hoofd Financiële Zaken/Personele Zaken in dienst getreden bij Montis (meubelfabrikant). Op 16 juli 2009 heeft werknemer zich ziek gemeld. Kort nadien heeft Montis toestemming gevraagd en verkregen van het UWV WERKbedrijf de arbeidsovereenkomst van werknemer wegens bedrijfseconomische redenen op te zeggen. Thans verzoekt Montis ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Volgens werknemer is geen sprake van een bedrijfseconomische noodzaak en heeft Montis verzuimd het afspiegelingsbeginsel toe te passen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Weliswaar is komen vast te staan dat werknemer op dit moment arbeidsongeschikt is, maar niet die ziekte, maar de bedrijfseconomische omstandigheden waarin Montis is komen te verkeren vormen de reden om te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Onder die omstandigheden staat het verbod van artikel 7:670 lid 1 BW naar het oordeel van de kantonrechter niet aan een ontbinding in de weg.
Voldoende is komen vast te staan dat sprake is van een bedrijfseconomische reden. Voor wat betreft het afspiegelingsbeginsel refereert de kantonrechter aan de beschikking van het UWV WERKbedrijf waarin is geoordeeld dat sprake is van een unieke functie. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen. Behoudens bijzondere omstandigheden heeft volgens de Aanbevelingen als uitgangspunt C=1 te gelden. Als bijzondere omstandigheid heeft Montis aangevoerd dat zij geen financiële ruimte heeft om een ontbindingsvergoeding te betalen. Aan Montis kan toegegeven worden dat haar financiële situatie aan een reguliere ontbindingsvergoeding voor alle medewerkers in de weg stond. Montis heeft echter nagelaten voldoende te onderbouwen waarom zijn financiële positie het in het geheel niet toelaat enige financiële voorziening voor werknemer te treffen. In casu acht de kantonrechter een C=0,6 (€ 70.000) passend.