Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Postkantoren BV
Rechtbank Midden-Nederland, 2 februari 2011
ECLI:NL:RBUTR:2011:BP2283

werknemer/Postkantoren BV

Eenzijdige wijziging actuariële herrekening prepensioen naar aanleiding van gewijzigde fiscale wetgeving in strijd met Stoof/Mammoet-criteria. Werkgever heeft geen voorstel gedaan

Werknemer (geboren 1944) is van 1 januari 1998 tot 1 november 2009 in dienst geweest van (de rechtsvoorgangster van) Postkantoren. Op de arbeidsovereenkomst was de CAO Postkantoren BV van toepassing. Krachtens deze cao heeft werknemer recht op een prepensioen. Met ingang van 1 januari 2005 is de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) zodanig gewijzigd dat regelingen die het werknemers mogelijk maken te stoppen met werken vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, niet langer fiscaal worden gefacilieerd zoals dat voordien het geval was. Artikel 38c Wet LB 1964 geeft een overgangsregeling voor werknemers die vóór 1 januari 2005 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt. De in de cao opgenomen prepensioenregeling is daarna ongewijzigd gehandhaafd, op basis van 100% actuariële herrekening (2006). Bij amendement van het Tweede Kamerlid Vendrik c.s. van 21 november 2007 is voorgesteld artikel 38c Wet LB 1964 te wijzigen in die zin dat de fiscale faciliëring ook geldt indien geen sprake is van 100% actuariële herrekening, maar van een verhoging van de uitkeringen die minimaal gelijk is aan 50% van de verhoging van de uitkeringen die zou resulteren bij een herrekening met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Met ingang van 1 januari 2008 is een overeenkomstige wijziging van genoemde bepaling in werking getreden. Postkantoren hanteert sindsdien een actuariële herrekening van 50% in plaats van 100%. Volgens werknemer is dit in strijd met artikel 7:611 BW (Stoof/Mammoet-criteria).

De kantonrechter oordeelt als volgt. De herrekening naar 100% in 2006 heeft erin geresulteerd dat dit onderdeel is gaan uitmaken van de individuele arbeidsvoorwaarden van werknemer. Een wijziging nadien kan Postkantoren enkel doorvoeren met instemming van de werknemer of middels een eenzijdige wijziging. Wegens het ontbreken van een 7:613 BW-wijziging, was werknemer in beginsel niet gehouden de wijziging te accepteren. Getoetst dient te worden aan het Stoof/Mammoet-criterium. Daaraan staat niet in de weg dat bij de kwestie van de herrekening van prepensioenuitkeringen mogelijk de belangen van verscheidene werknemers betrokken waren. Nu Postkantoren heeft nagelaten tijdig vóór 1 september 2008 aan werknemer enig voorstel tot wijziging van de herrekening van zijn prepensioen te doen, heeft zij niet gehandeld zoals van een goed werkgever verwacht mocht worden. Het enkele ontbreken van een dergelijk voorstel maakt dat werknemer niet in de gelegenheid is geweest zich nader te bezinnen op de ingangsdatum van zijn prepensioen. Onder deze omstandigheden kon redelijkerwijs niet van hem worden gevergd dat hij zich bij het besluit van Postkantoren om zijn prepensioen nog slechts voor de helft te herrekenen neerlegde.