Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 3 februari 2011
ECLI:NL:RBSHE:2011:BP3079
Huis en Erf/werknemer
Werknemer (52 jaar) is sinds 1 januari 2006 in dienst van Huis en Erf (woningbouwvereniging). Zijn brutojaarsalaris bedraagt € 125.000. Volgens Huis en Erf opereert werknemer reeds enige jaren niet transparant en weigert hij toetsingskaders zoals een meerjarenbeleid op te stellen. Verder kan hij niet omgaan met kritiek en verdraagt in essentie geen toezicht. Naar aanleiding van gerezen verdenkingen heeft in opdracht van de raad van toezicht een forensisch onderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft volgens de raad van toezicht ernstige feiten aangetoond. In vele opzichten is volgens de raad van toezicht sprake van handelen door werknemer in strijd met elementaire normen van goed bestuur. Huis en Erf verzoekt thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De omstandigheden zoals gepresenteerd in de forensische onderzoeksrapportages leveren, in samenhang bezien, onvoldoende 'ernstige feiten' op om van een dringende reden in de zin van artikel 7:685 lid 2 jo. 7:677 lid 1 BW te spreken. De verstandhouding is dermate slecht dat de kantonrechter niet kan aannemen dat er nog sprake kan zijn van enige vruchtbare samenwerking. De directeurbestuurder stelt zich op het standpunt dat de raad van toezicht, die geen dienstverband heeft met Huis en Erf, kan opstappen, dan wel ontslagen kan worden door de ledenvergadering. Echter, het toezicht op de directeurbestuurder is in handen van de raad van toezicht en waar geen normale samenwerking en toezicht meer mogelijk is, ligt het in de rede om de arbeidsovereenkomst met de directeurbestuurder te ontbinden. Uit de stellingen over en weer is niet naar voren gekomen dat de Raad van Toezicht zich misdragen zou hebben en zou dienen op te stappen in plaats van de directeurbestuurder. De arbeidsovereenkomst met de directeurbestuurder wordt ontbonden. Alle door partijen naar voren gebrachte omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder ook de leeftijd van de directeurbestuurder, zijn salaris en de duur van zijn dienstverband, oordeelt de kantonrechter het billijk om aan de directeurbestuurder in het kader van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een vergoeding toe te kennen gelijk aan € 100.000 bruto. Daarbij wordt een proceskostenveroordeling ten laste van Huis en Erf uitgesproken van € 10.000, omdat de omvang van dit dossier dit rechtvaardigt.