Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam, 28 december 2010
ECLI:NL:GHAMS:2010:BP3567
werknemer/Sykes Enterprises Incorperated BV
Werknemer is van 19 juni 2002 tot en met 31 december 2007 bij Sykes in dienst geweest. In de arbeidsovereenkomst van werknemer is geen bepaling betreffende pensioen opgenomen. Sykes heeft geen pensioenpremie voor werknemer afgedragen en werknemer heeft geen bijdrage in een pensioenpremie ontvangen. Werknemer stelt zich op het standpunt dat hij – ten onrechte – nooit is gewezen op de pensioenregeling van Sykes. Sykes betwist dat een dergelijke regeling bestaat. Werknemer heeft Sykes gedagvaard en schadevergoeding gevorderd wegens pensioenschade. Hij heeft gesteld dat Sykes op grond van het vermoeden van artikel 2 lid 2 Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) c.q. artikel 7 lid 4 Pensioenwet, geacht moet worden aan hem een pensioentoezegging te hebben gedaan, althans dat er sprake is van een door de wet verboden ongelijke beloning, althans dat Sykes hierdoor in strijd met de eisen van goed werkgeverschap, althans willekeurig handelt.
Het hof oordeelt als volgt. Werknemer doet een beroep op het groepsvermoeden van artikel 2 lid 2 PSW. Op hem rust de stelplicht en de bewijslast dat hij behoorde tot een groep van personen voor wie in de onderneming van Sykes een regeling betreffende pensioenen heeft gegolden. Naar het oordeel van het hof heeft werknemer onvoldoende met feiten onderbouwd dat hij behoort tot een groep van werknemers aan wie Sykes een pensioenregeling heeft toegezegd. De in het geding gebrachte informatie met betrekking tot de verdeling van pensioentoezeggingen over de staffunctionarissen biedt hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Integendeel, deze informatie bevestigt het beeld dat er steeds sprake is (geweest) van individuele afspraken, waarin geen groepspatroon valt te onderkennen. Werknemer heeft derhalve niet voldaan aan de in artikel 2 lid 2 PSW c.q. artikel 7 lid 4 Pensioenwet voorziene stelplicht van feiten en omstandigheden die het vertrouwen bij werknemer rechtvaardigen dat hij behoorde tot een groep van personen voor wie binnen Sykes een pensioenregeling gold. Het standpunt van werknemer dat de bewijslast op dit punt door de wettelijke regeling aldus wordt omgekeerd dat zodra is gebleken dat aan een aantal werknemers een pensioen is toegezegd de werkgever moet aantonen dat er geen sprake is van een groep, wordt verworpen. De wettelijke regeling biedt geen steun voor deze opvatting.
Er is evenmin sprake van ongelijke beloning of schending van het goed werkgeverschap.