Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Assen), 9 februari 2011
ECLI:NL:RBASS:2011:BP3844

werkneemster/werkgever

Rechtsvermoeden arbeidsomvang oproepovereenkomst na overgang van onderneming, leidt tot loonvordering 87 uur per maand

Werkneemster is 1 maart 2006 in dienst van X VOF op basis van een nulurencontract. In de periode augustus tot en met oktober 2010 verrichtte werkneemster 87 uren arbeid voor X VOF. Op 1 november 2010 heeft werkgever X VOF overgenomen. Werkneemster is – ondanks aangeboden werkzaamheden – niet meer opgeroepen. Volgens werkneemster is sprake van een overgang van onderneming, zodat zij op grond van artikel 7:663 BW jo. 7:610b (vermoeden arbeidsomvang) BW recht heeft op loon over 87 uren per maand.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voldoende aannemelijk is geworden dat sprake is van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. Zowel aan het overeenkomstvereiste als het vereiste van behoud van identiteit is voldaan. Op grond van artikel 7:610b BW wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden. Onbetwist is gebleven dat werkneemster in de drie maanden voorafgaande aan november 2010 87 uren per maand heeft gewerkt tegen een salaris van € 997,34 bruto per maand. Niet gesteld of gebleken is dat deze periode niet representatief zou zijn, zodat de kantonrechter aannemelijk acht dat een bodemrechter zal oordelen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op basis van 87 uren per maand. Dat werkneemster niet is opgeroepen door werkgever doet aan dit rechtsvermoeden niet af. De vorderingen van werkneemster zullen derhalve worden toegewezen. Ten aanzien van het verweer van werkgever dat er geen geld is om een dergelijk salaris aan werkneemster te voldoen, wordt nog overwogen dat rechtens het financiële onvermogen als reden om niet te betalen, niet wordt aanvaard.