Rechtspraak
werknemer/Strukton Rail BV
Werknemer (44 jaar) is sinds 1991 in dienst van (de rechtsvoorganger van) Strukton, laastelijk in de functie van projectleider met als standplaats Meppel. Strukton heeft – in verband met een noodzakelijke reorganisatie – besloten haar regiokantoren te Meppel (regio Noord) en Waalre (regio Zuid) samen te voegen in Nijmegen. Sindsdien reist werknemer op en neer van Meppel naar Nijmegen. Volgens werknemer is daarmee zijn functie op grond van artikel 2 onder j van het Sociaal Plan niet langer passend, omdat het woon-werkverkeer per auto volgens de ANWB routeplanner dagelijks meer dan drie uren in beslag neemt, terwijl de reistijdtoename ruimschoots meer dan een uur per enkele reis bedraagt. Hij verzoekt ontbinding conform de vergoeding voor zogenoemde 'directe beslissers' in het Sociaal Plan (C=0,8). Strukton verzet zich niet tegen de ontbinding, maar wel tegen toekenning van een vergoeding.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Kern van het geschil draait om de uitleg van de bepaling van het Sociaal Plan dat een vestigingsplaats niet langer als passend wordt ervaren indien de enkele reistijd meer dan twee uur met het openbaar vervoer bedraagt. Werknemer maakt evenwel gebruik van een bedrijfsauto en zijn enkele reistijd bedraagt 1,5 uur. Volgens werknemer zou dezelfde afstand met het openbaar vervoer wel degelijk tot toepassing van het Sociaal Plan leiden. De kantonrechter acht deze uitleg niet juist. De tekst van artikel 8.3 van het Sociaal Plan geeft voldoende aanknopingspunten voor de stelling dat voor het recht van een werknemer met een bedrijfsauto om een nieuwe vestigingsplaats te weigeren beslissend is of de enkele reistijd meer dan twee uur bedraagt. Het is immers de lengte van de reistijd die van invloed is op de passendheid van de functie en niet het vervoermiddel dat voor het reizen wordt gebruikt. Dit betekent dat voor de berekening van de reistijd van werknemer moet worden uitgegaan van de reistijd per (bedrijfs)auto. De nieuwe vestigingsplaats moet derhalve als passend worden beschouwd. Ook de overige aangevoerde omstandigheden leiden niet tot een gewichtige reden voor ontbinding.
Volgt afwijzing van het ontbindingsverzoek.