Naar boven ↑

Rechtspraak

De Zwart/Rens Joosen Suikerwerken BV
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21 januari 2011
ECLI:NL:RBBRE:2011:BP4770

De Zwart/Rens Joosen Suikerwerken BV

Werknemer geen spoedeisend belang bij wedertewerkstelling omdat de arbeidsovereenkomst op korte termijn zal worden opgezegd

De Zwart is – in wisselende hoedanigheid – sinds 1995 in dienst van Rens Joosen. Met ingang van 18 augustus 2009 is De Zwart arbeidsongeschikt geraakt. Na een periode van volledige arbeidsongeschiktheid was De Zwart vanaf januari 2010 voor 50% hersteld en heeft hij zijn eigen werkzaamheden deels hervat. Rens Joosen heeft kritiek geuit op het functioneren van De Zwart. Na een voorval betrekking hebbende op het al dan niet bezocht hebben van een klant, heeft De Zwart zich op 20 april 2010 weer volledig ziek gemeld. Nadat De Zwart weer volledig hersteld was verklaard, heeft Rens Joosen hem niet toegelaten zijn bedongen werkzaamheden te verrichten. Uiteindelijk is De Zwart op 27 september 2010 op non-actief gesteld. Op 7 januari 2011 heeft het UWV WERKbedrijf toestemming verleend de arbeidsovereenkomst op te zeggen wegens een 'verstoorde arbeidsrelatie'. Thans vordert De Zwart wedertewerkstelling. Rens Joosen heeft betwist dat De Zwart een spoedeisend belang heeft bij wedertewerkstelling. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die meebrengen dat De Zwart zonder meer recht heeft op tewerkstelling. Daarbij is er geen spoedeisendheid aangezien de op non-actiefstelling dateert van 28 september 2010 en De Zwart eerst op 27 december 2010 onderhavig kort geding aanhangig heeft gemaakt.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat er voor De Zwart een opzegtermijn van drie maanden geldt. Een wedertewerkstelling zou dan ook slechts voor korte duur zijn. Alhoewel niet zonder meer geldt dat een werknemer geen belang heeft bij wedertewerkstelling indien reeds een ontslagvergunning is verleend, is de kantonrechter in het onderhavige geval wel (voorlopig) van oordeel dat De Zwart onvoldoende spoedeisend belang heeft om voor een periode van circa drie maanden terug te keren naar de werkvloer. Dat het voor De Zwart vanuit een werkende positie wellicht prettiger solliciteren is bij een andere werkgever in dezelfde branche, leidt niet tot een ander (voorlopig) oordeel. Het doel van wedertewerkstelling is immers niet om vanachter het oude bureau op zoek te gaan naar een nieuwe werkomgeving, maar om wederom invulling te geven aan de bedongen arbeid. Daarvoor is op zijn minst benodigd dat werknemer en werkgever enigszins op constructieve wijze met elkaar kunnen samenwerken. Daarvan is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen sprake meer. Daarbij speelt ten slotte mee dat De Zwart sinds medio juli al geen werkzaamheden meer verricht, doch pas eerst in december 2010 tot wedertewerkstelling wenst over te gaan.

Volgt afwijzing vordering.