Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22 februari 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BP5508
Unisys Nederland BV/werknemer
Werknemer (63 jaar) is sinds 1970 bij Unisys in dienst. De arbeidsovereenkomst is met toestemming van de CWI tegen 1 januari 2007 opgezegd. Op de beëindiging van het dienstverband is een – in samenspraak met de OR en vakbonden tot stand gekomen – Sociaal Plan van toepassing. Op grond van dit Sociaal Plan heeft een werknemer recht op een vergoeding conform de kantonrechtersformule (oud) onder aftrek van de bedragen waarop de werknemer recht heeft als gevolg van bestaande socialezekerheidsuitkeringen. De aan werknemer toekomende vergoeding en de daarop in aftrek te brengen aanspraak op een WW-uitkering gedurende 38 maanden is berekend op € 90.324 bruto. Volgens werknemer is Unisys ten onrechte voorbijgegaan aan het feit dat de FUT-uitkeringen van werknemer in mindering worden gebracht op de WW-aanspraken. Hij vordert dan ook een bedrag van € 21.414,75 bruto vanaf juni 2008 gedurende 21 maanden op zijn WW-uitkeringen gekorte uitkeringen op grond van de FUT-polis van € 1.019,75 bruto per maand. Unisys stelt zich op het standpunt dat zij geen rekening hoefde te houden met de verminderde WW-aanspraken als gevolg van de FUT-regeling. De kantonrechter heeft de vordering van werknemer toegewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Het Sociaal Plan betreft een geschrift waarin een regeling is vastgelegd die naar haar aard is bestemd de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of de formulering van die regeling, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar is. Een dergelijk geschrift dient naar objectieve maatstaven te worden uitgelegd, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in die regeling gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. De uitleg van artikel 4.2 van het Sociaal Plan dat het bij de vaststelling van het plafond moet gaan om de redelijkerwijze te verwachten inkomensschade en de redelijkerwijze te verwachten sociale uitkeringen, waaronder een WW-uitkering, is juist. Met betrekking tot de vraag of in het onderhavige geval een uitzondering op de in artikel 4.2 besloten liggende regel gerechtvaardigd is, overweegt het hof dat Unisys op de ontslagdatum redelijkerwijze niet ervan uit mocht gaan dat werknemer gedurende 38 maanden de volledige WW-uitkering zou ontvangen. Werknemer heeft immers reeds op 30 november 2006 aangekaart dat zijn FUT-polis op zijn 61e jaar tot uitkering zou komen – tenzij de ingangsdatum van de uitkeringen kon worden uitgesteld – en dat deze uitkeringen naar verwachting tot korting op zijn WW-uitkeringen zouden leiden. Onder deze omstandigheden heeft Unisys een onjuiste toepassing gegeven aan artikel 4.2 van het Sociaal Plan door niettemin het volle bedrag aan WW-uitkeringen gedurende 38 maanden op de (maximale) ontslagvergoeding in mindering te brengen.