Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam, 22 februari 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BP7627
bezorger/De Persgroep Distributie BV
De Persgroep heeft met diverse distributeurs een overeenkomst van opdracht gesloten. Deze distributeurs hebben bezorgovereenkomsten gesloten met krantenbezorgers. Op 14 januari 2006 is appellant, die op dat moment 16 jaar oud was, tijdens het bezorgen van de kranten een ongeval overkomen. Appellant reed vanuit een uitrit van een woning tussen twee geparkeerde auto's de rijbaan op. Hij verleende daarbij geen voorrang aan de bestuurder van een Volvo personenwagen. Appellant heeft daarbij schade geleden (gebroken enkel, tanden en hoofdletsel). De Persgroep had een ongevallenverzekering afgesloten voor haar bezorgers. Appellant heeft € 4.092 vergoeding ontvangen krachtens deze verzekering. Thans stelt appellant De Persgroep aansprakelijk op grond van artikel 7:658 lid 4 BW. De Persgroep betwist in de eerste plaats dat artikel 7:658 lid 4 BW van toepassing is. Zo dit artikel wel van toepassing is, betwist De Persgroep dat zij haar zorgplicht heeft geschonden.
Het hof oordeelt als volgt. De vraag daarbij is hoe artikel 7:658 lid 4 BW moet worden uitgelegd en met name hoe de aanhef van de eerste volzin, luidende: 'Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, (…)', moet worden uitgelegd. Het vierde lid is ter gelegenheid van de Wet flexibiliteit en zekerheid (Stb. 1998, 300) aan artikel 7:658 BW toegevoegd. Het werd voorgesteld bij de tweede nota van wijziging van 17 oktober 1997 (25 263, nr 14). Uit deze toelichting (nr. 14) komt het beeld naar voren dat de wetgever het oog heeft op de situatie waarin een werknemer van de uitlener of de aannemer bij een derde wordt tewerkgesteld. Het hof merkt verder op dat in de toelichting te lezen is dat het wenselijk is 'deze rechtspraak' (waarmee bedoeld is het arrest van de Hoge Raad van 15 juni 1990, NJ 1990, 716) te codificeren. In dat arrest ging het om de juridische positie van een werknemer die door zijn werkgever bij een ander bedrijf was tewerkgesteld op basis van 'uitlening' of aanneming van werk. In een nadere toelichting in het kader van reparatiewetgeving met betrekking tot de Flexwet heeft de regering bij monde van de ministers van (destijds) Justitie en Sociale Zaken het toepassingsbereik van artikel 7:658 lid 4 BW verduidelijkt (Kamerstukken II 1998/99, 26 257, nr. 7, p. 15. Nota n.a.v. het verslag). Nu vaststaat dat appellant de werkzaamheden in opdracht van de distributeur, dus niet als werknemer van de distributeur of De Persgroep, heeft verricht, is hij 'een persoon', in de zin van artikel 7:658 lid 4 BW, die de distributeur (in opdracht van De Persgroep) arbeid heeft laten verrichten als in de aanhef van de bepaling bedoeld. Naar het oordeel van het hof betreft het bezorgen van kranten werkzaamheden die niet kunnen worden gerekend tot de bedrijfsuitoefening van De Persgroep. Daarop wijst ook de omstandigheid dat De Persgroep de werkzaamheden niet zelf verricht, maar juist uitbesteedt aan derden, de distributeurs, die vervolgens zelf krantenbezorgers inschakelen. De conclusie van het voorgaande is dat appellant zich jegens De Persgroep niet kan beroepen op artikel 7:658 lid 4 BW. Van 'doorwerking' van artikel 7:611 BW is dus ook geen sprake.