Rechtspraak
werkneemster/Ziengs Schoenen BV
Werkneemster is per 1 januari 2008 voor Ziengs werkzaamheden gaan verrichten als verkoopster op basis van een oproepovereenkomst voor de duur van 12 maanden. Krachtens deze overeenkomst is werkneemster niet gehouden gehoor te geven aan een oproep van Ziengs. Op 1 maart 2008 zijn partijen een wijziging van de arbeidsverhouding overeengekomen in die zin dat werkneemster vanaf die datum bij Ziengs in dienst is in de functie van parttime medewerkster met een urenomvang van minimaal 12 en maximaal 31 uren per week. De einddatum blijft gelijk. Op 1 oktober 2010 bericht Ziengs dat haar verlengde arbeidsovereenkomst niet nogmaals zal worden verlengd. Werkneemster stelt zich thans op het standpunt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ziengs stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van vier opeenvolgende arbeidsovereenkomsten, maar van drie (de eerste overeenkomst is slechts gewijzigd), zodat geen sprake kan zijn van conversie ex artikel 7:668a BW.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Met werkneemster moet er voorshands vanuit worden gegaan dat de eerste overeenkomst een zogenaamde voorovereenkomst betreft, welke overeenkomst niet gekwalificeerd kan worden als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. De kantonrechter leidt dit af uit de bepalingen, inhoudende dat Ziengs niet is gehouden werkneemster op te roepen, dat werkneemster niet verplicht is aan iedere oproep gehoor te geven en dat werkneemster geen aanspraak heeft op doorbetaling van loon tijdens ziekte. Dat in de kop van het stuk het begrip 'arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd' is vermeld, is onvoldoende om tot een ander (voorlopig) oordeel te komen. Anders dan Ziengs kennelijk meent, is er dus geen sprake van een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplichten. Ziengs heeft de stelling van werkneemster tijdens het pleidooi dat zij in die periode, kennelijk de periode van 1 januari 2008 tot 1 maart 2008, wekelijks werd ingeroosterd, niet betwist. Aldus is wekelijks een (nieuwe) arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Dit brengt met zich dat op grond van artikel 7:668 lid 1 sub b BW vanaf de vierde week al een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand was gekomen. De vordering van werkneemster wordt toegewezen.