Naar boven ↑

Rechtspraak

CNV Hout en Bouw c.s./Stichting Fundeon
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15 maart 2011
ECLI:NL:GHARN:2011:BQ1305

CNV Hout en Bouw c.s./Stichting Fundeon

Eenzijdige wijziging van pensioenreglement via een algemeen wijzigingsbeding is toegestaan. Wijzigingsbeding in pensioenreglement vormt geen lex specialis ten opzichte van regulier 613-beding. Financieel belang van werkgever te gering om zwaarwichtige belang ex artikel 7:613 BW te vormen

Werknemers waren in dienst van SBW. Op hen was de Pensioenregeling 1995 van toepassing. SBW heeft haar werknemers bij brief van 28 januari 2004 een nieuwe bijlage bij de SBW-arbeidsovereenkomst toegestuurd. In artikel 2 lid 1 daarvan is een algemene eenzijdige wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Volgens dit beding werken wijzigingen van de werkgever met instemming van de ondernemingsraad direct door in de individuele arbeidsovereenkomst van werknemers. De ondernemingsraad heeft ingestemd met deze 'nieuwe editie' van de bijlage bij de SBW-arbeidsovereenkomst. Bij brief van 7 januari 2005 heeft SBW medegedeeld dat zij voornemens was de bestaande ouderdomspensioenregeling aan te passen. De wijzigingen in het pensioenreglement hielden onder meer in (1) overgang van de zogenaamde eindloonregeling naar een geïndexeerde middelloonregeling, met ingang van 1 januari 2005 en (2) een premiebijdrage volgens een overgangsregeling. De ondernemingsraad heeft op 23 juni 2005 ingestemd met het wijzigingsvoorstel. Op 1 januari 2006 is SBW door een fusie opgegaan in Fundeon. Werknemers vorderen van Fundeon naleving van de Pensioenregeling 1995. Volgens hen is de eenzijdige wijziging niet rechtsgeldig, omdat zij niet met het beding hebben ingestemd, dan wel omdat het algemene wijzigingsbeding niet van toepassing is op de Pensioenregeling 1995.

Het hof oordeelt als volgt. Zij acht werknemers wel gebonden aan het eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen in de nieuwe editie van de arbeidsovereenkomsten met bijlage. Werknemers hebben immers niet geprotesteerd, zodat SBW (en thans Fundeon) erop mochten vertrouwen dat werknemers akkoord zijn gegaan met de inhoud daarvan.

Het hof volgt werknemers niet in hun stelling dat de wijzigingsbepalingen in de Pensioenregeling 1995 (als ware het een lex specialis) derogeren aan een algemeen wijzigingsbeding. In de eerste plaats maakt artikel 2 lid 1 van de bijlage bij de SBW-arbeidsovereenkomst geen uitzondering voor de wijziging van de arbeidsvoorwaarden met betrekking tot de pensioenregeling en gaan ook werknemers ervan uit dat de wijziging van de pensioenregeling 1995 een wijziging van de tussen partijen geldende arbeidsvoorwaarden vormt. Voorts zien de artikelen 15 en 17 van de pensioenregeling 1995 op wijzigingen die het gevolg zijn van financiële ontwikkelingen of van van buiten komende oorzaken, in het bijzonder overheidsmaatregelen. Zij laten onverlet dat SBW als werkgever een beroep kan doen op het wijzigingsbeding van artikel 2 lid 1 om andere redenen. Uiteraard zal in dat geval moeten zijn voldaan aan de eisen van artikel 7:613 BW. Fundeon heeft daartoe aangevoerd dat overeenstemming is bereikt met de ondernemingsraad, harmonisatie gewenst is vanwege gelijk loon voor gelijke arbeid, de eindloonregeling niet meer marktconform is en de pensioenregeling verboden onderscheid op grond van leeftijd maakt. Het hof volgt de stelling van Fundeon dat de instemming van de ondernemingsraad een zwaarwegend gezichtspunt vormt bij de beoordeling van de redelijkheid van de wijziging. Dat neemt niet weg dat op Fundeon de bewijslast rust dat haar belang zo zwaarwichtig is dat het belang van de werknemers daarvoor dient te wijken. Het harmoniseren van de pensioenvoorwaarden in de door Fundeon voorgestane zin dient het belang van een gelijke behandeling van haar werknemers. Met een op het middelloon gebaseerd pensioenstelsel haakt Fundeon aan bij de trend die zich heeft afgetekend in het in de bouwnijverheid actieve bedrijfsleven, waarvan Fundeon voor haar financiering afhankelijk is. Daarnaast kan belang worden toegekend aan het met de wijziging bereiken van gelijke behandeling van werknemers van verschillende leeftijden. Uit de parlementaire behandeling van artikel 7:613 BW blijkt dat zwaarwichtige belangen kunnen bestaan in bedrijfseconomische en organisatorische omstandigheden, waaronder een noodzakelijke reorganisatie kan worden begrepen, waarbij te denken valt aan de situatie dat een werkgever in grote financiële moeilijkheden verkeert. Dat sluit echter niet uit dat een zwaarwichtig belang als bedoeld in artikel 7:613 BW ook kan worden gevormd door een financieel belang van een – zoals Fundeon heeft gesteld – ook op lange termijn bedrijfseconomisch verantwoorde situatie, waarbij de continuïteit van het pensioen van alle werknemers zo veel mogelijk is gewaarborgd. Al met al is thans slechts sprake van een beperkt financieel belang van Fundeon en heeft Fundeon niet aangetoond en overigens onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de negatieve financiële gevolgen van handhaving van het pensioenreglement 1995 ten behoeve van werknemers voor haar zo groot zijn dat daarin een zwaarwichtig belang als bedoeld in artikel 7:613 BW is gelegen. Volgt vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en toewijzing van de vorderingen van werknemers.