Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 29 april 2011
ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ3298
E.M.M. International BV/werknemer
Werknemer is op 1 september 2001 in dienst getreden van E.M.M. Productions B.V. (hierna: Productions) en tot statutair bestuurder van deze vennootschap benoemd. Productions wordt geheel gefinancierd door International. International heeft een bancaire financiering. Bij brief van 8 oktober 2010 heeft de bank van International bezwaren geuit tegen de hoog opgelopen vorderingen op Productions. Blijkens onderhandse akten van 6 april 2011 is Productions met terugwerkende kracht tot 24 december 2010 bevoegd de matrijzen en patenten van International te gebruiken. Tijdens de AVA van Productions van 12 januari 2011 is werknemer in zijn hoedanigheid van statutair directeur met onmiddellijke ingang ontslagen en is de arbeidsovereenkomst met hem opgezegd met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van zes maanden. Werknemer stelt dat er sprake is van overgang van onderneming zodat hij tegelijk met de activatransactie van 24 december 2010 op grond van artikel 7:663 BW in loondienst van International is getreden en wel als 'gewone' werknemer. International betwist de overgang van onderneming en verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De vraag is of artikel 7:670 lid 8 aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. Deze vraag beantwoordt de kantonrechter ontkennend, tenzij het verzoek met de overgang van onderneming verband zou houden. Indien het verzoek echter op andere gronden is gebaseerd en die gronden een gewichtige reden als bedoeld in artikel 7:685 BW opleveren, dan is ontbinding in beginsel mogelijk.
Werknemer nam bij Productions een bijzondere positie in: hij was als enige werknemer, tevens voormalig statutair directeur, en mede-aandeelhouder verantwoordelijk voor de gang van zaken binnen Productions. Deze positie moet bij de beoordeling van onderhavige verzoek worden betrokken. Een statutair directeur heeft nu eenmaal een hoger afbreukrisico dan een 'gewone' werknemer. Anders dan werknemer heeft betoogd kan van International dan ook niet zonder meer worden gevergd dat eerst een verbetertraject wordt gevolgd. Daarvoor zijn de verantwoordelijkheden van de directeur en de op het spel staande belangen te groot. Voldoet de directeur niet aan de verwachtingen, afgezet tegen de hem opgedragen taken en verantwoordelijkheden, dan moet hij in beginsel wijken. Productions was technisch gezien failliet en werknemer was met het een ander bekend. Of, en zo ja in hoeverre, werknemer daarvan een verwijt valt te maken zoals International doet, valt ten minste te betwijfelen. Er moet worden vastgesteld dat de doelstellingen niet zijn behaald en zo beschouwd heeft werknemer inderdaad gefaald, maar het verweer van werknemer dat daaraan meerdere externe factoren hebben bijgedragen is niet gemotiveerd weersproken. Als de tot een bedrag van € 3,3 miljoen opgelopen schuld met name het gevolg zou zijn van het disfunctioneren van werknemer dan had de AVA, naar mag worden aangenomen, wel eerder ingegrepen. Het gestelde disfunctioneren is dan ook niet aannemelijk gemaakt. Wel volgt uit de stellingen van partijen en het verhandelde ter zitting dat door de gang van zaken de voor een goede arbeidsverhouding noodzakelijke vertrouwensbasis geheel is weggevallen. Partijen staan thans recht tegenover elkaar. De onderlinge verhoudingen zijn verstoord en redelijkerwijze kan niet worden verwacht dat werknemer als 'gewone' werknemer van International op een vruchtbare wijze aan de slag kan gaan. Volgt ontbinding met C=0,5.