Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 28 april 2011
ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ3287
werkneemster/Shetland Pony Park Slagharen BV
Werkneemster is vanaf 1 april 2006 bij Shetland Pony Park Slagharen B.V. (hierna: SPPS) werkzaam in de functie van marketingcoƶrdinator. Werkneemster woont samen met de heer F die onder de naam KBA een eenmanszaak gericht op IT-dienstverlening drijft. F heeft in de periode van 1986 tot eind 2010 aan SPPS diensten verleend op het IT-gebied. Tussen SPPS en F is begin januari 2011 een geschil ontstaan. Uit het regionale nieuwsblad 'De Stentor' blijkt dat de interne mail van Slagharen op straat ligt doordat een interne medewerker van SPPS e-mailberichten en documenten lekt naar een website. Vanaf 24 januari 2011 heeft SPPS werkneemster met behoud van salaris vrijgesteld van haar werkzaamheden. In opdracht van SPPS heeft Hoffman Investigations een onderzoek ingesteld naar de aard en bron van het uitlekken van haar bedrijfsinformatie, waarbij de rol van de heer F wordt meegenomen. Op aangifte van onder meer SPPS is een strafrechtelijk onderzoek aangevangen naar onder andere computervredebreuk bij SPPS. De kern van het geschil betreft het antwoord op de vraag of SPPS vanwege de bij haar levende verdenking dat de partner van werkneemster, de heer F, vertrouwelijke bedrijfsinformatie aan derden toespeelt, in redelijkheid werkneemster mag beletten de bedongen werkzaamheden uit te voeren.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Aan werkneemster kan, mede gelet op het uit artikel 8 EVRM volgende recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer, worden toegegeven dat het in beginsel aan haar is om te bepalen met wie zij samenleeft en dat SPPS daarover als haar werkgever geen zeggenschap heeft. Dit laat echter onverlet dat zij in arbeidsrechtelijke zin de gevolgen daarvan heeft te dragen indien de gerechtvaardigde belangen van haar werkgever daartoe in redelijkheid nopen. Gelet op de stelling van SPPS dat de heer F naar aanleiding van het onderzoek door Hoffman Investigations als bron van het lekken van vertrouwelijke informatie naar voren komt, moet als reƫel worden aangemerkt de stelling van SPPS dat bij een terugkeer van werkneemster, in ieder geval zolang voormeld onderzoek nog niet is afgerond, er de gerede kans bestaat dat zij kennis krijgt van vertrouwelijke informatie over dat onderzoek dan wel over het ontstane conflict tussen SPPS en F. Gelet op haar relatie met F is dan geenszins denkbeeldig dat zulke informatie, al was het maar door vergissing of toevalligerwijs, in handen van F komt, nog daargelaten dat werkneemster in innerlijk conflict komt, gelet op haar loyaliteit jegens zowel SPPS als F. Van dit alles zullen de medewerkers van SPPS met wie werkneemster (samen) heeft te werken zich eveneens bewust zijn, zodat zich moeilijk laat inzien dat zij in staat zal zijn om volwaardig te functioneren. De slotsom is dan ook dat SPPS in redelijkheid tot een vrijstelling van de werkzaamheden heeft kunnen komen en dat de belangen van SPPS bij een handhaving van de situatie dat werkneemster vooralsnog niet binnen haar organisatie aanwezig is, zwaarder wegen dan werkneemsters belang bij voortzetting van haar werkzaamheden.