Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 26 januari 2010
ECLI:NL:GHSHE:2010:BQ4470
werknemer/GTI Installatietechniek BV
Werknemer is op 8 februari 2001 als lasser in dienst getreden bij de rechtvoorgangster van GTI. Werknemer is sinds 28 oktober 2003 arbeidsongeschikt wegens (met name) psychische klachten (suïcidaal en depressief). GTI heeft in 2003 de CWI verzocht de arbeidsovereenkomst met werknemer wegens disfunctioneren te mogen opzeggen. De CWI heeft dat geweigerd. In 2006 is de arbeidsovereenkomst alsnog met toestemming van de CWI opgezegd. Thans vordert werknemer schadevergoeding. Hij heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat hij bij GTI heeft blootgestaan aan een discriminerende en anderszins negatieve bejegening en dat GTI onvoldoende maatregelen heeft getroffen om te voorkomen dat hij hierdoor schade zou lijden. Werknemer stelt dat hij als gevolg hiervan en als gevolg van de ontslagaanvraag arbeidsongeschikt is geraakt en dat GTI gehouden is zijn schade te vergoeden. De kantonrechter heeft werknemer bij vonnis van 2 mei 2007 opgedragen te bewijzen dat zich tijdens zijn arbeidsovereenkomst met GTI feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die stelselmatig een ongerechtvaardigd ongelijke behandeling van werknemer inhielden. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter werknemer terecht heeft opgedragen te bewijzen dat zich tijdens zijn arbeidsovereenkomst met GTI feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die stelselmatig een ongerechtvaardigd ongelijke behandeling van werknemer inhielden (bestaande uit onder meer de bijnaam 'Jaap, geile aap'). Het is immers in beginsel aan de werknemer om te stellen en zonodig te bewijzen dat de schade waarvan hij vergoeding vordert is geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Nu GTI de stellingen over de onheuse bejegening van werknemer gemotiveerd heeft weersproken, lag het ingevolge deze hoofdregel op de weg van werknemer om bewijs van zijn stellingen bij te brengen. Het hof ziet in de gegeven omstandigheden geen reden om een uitzondering op deze hoofdregel aan te nemen en de bewijslast om te keren. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat werknemer niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. Slechts de getuigenverklaring van werknemer zelf draagt bij aan het te leveren bewijs, maar deze verklaring is op grond van het bepaalde in artikel 164 lid 2 Rv onvoldoende om hem geslaagd te achten in het hem opgedragen bewijs.