Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Voestalphine WBN
Rechtbank Midden-Nederland, 13 april 2011
ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ4773

werknemer/Voestalphine WBN

Werkgever aansprakelijk wegens nalaten duidelijke afspraken te eisen tussen werknemers bij het stapelen van spoorstaven met vorkheftruck

Werknemer is op 24 september 2003 tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden ten behoeve van WBN een arbeidsongeval overkomen. Werknemer is met de hand bekneld geraakt tussen spoorstaven die met een vorkheftruck op elkaar worden gestapeld. Werknemer vordert een verklaring voor recht dat werkgever zijn zorgplicht ex artikel 7:658 BW niet is nagekomen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Door niet als voorwaarde te stellen dat er duidelijke afspraken werden gemaakt omtrent de vraag wie de leiding had bij het stapelen van spoorstaven, wanneer de heftruckchauffeur de lepels van de heftruck kon laten zakken en welk gebaar als stopteken werd gehanteerd en door niet toe te zien op de naleving van dergelijke afspraken, heeft WBN het risico in het leven geroepen dat er onduidelijkheid in de communicatie tussen de werknemers zou ontstaan. Juist in een geval als het onderhavige, waarbij gewerkt wordt met een vorkheftruck met zeer zware belading, kan een dergelijke situatie tot ernstig letsel lijden. Hierdoor ontstaat immers het risico dat degene die stophouten moet plaatsen ten gevolge van onduidelijkheid in de communicatie gewond raakt. Van WBN mocht redelijkerwijs worden verwacht dat zij dergelijke voorschriften omtrent de wijze van samenwerken zou geven. Daarbij moet bovendien worden opgemerkt dat WBN zich er als werkgever van bewust moet zijn dat werknemers in de dagelijkse omgang met machines, zoals een vorkheftruck, niet altijd alle voorzichtigheid in acht nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is (HR 14 april 1978, NJ 1979, 245). Voorts is van belang dat het draaien van de stophouten geen incidentele actie betrof maar een handeling die veelvuldig voorkwam. Temeer gelet op het feit dat de werknemers er kennelijk een gewoonte van maakten om nog tijdens het laten zakken van de lepels de stophouten te draaien, lag het op de weg van WBN om toe te zien op afspraken hierover en haar werknemers te wijzen op het gevaar van deze wijze van handelen. De stelling van WBN dat van haar als werkgever niet kan worden verwacht dat zij waarschuwt tegen algemeen bekende gevaren gaat niet op. Anders dan in de jurisprudentie die WBN aanhaalt betreft het hier immers geen dagelijks voorkomende situatie maar een zeer specifiek soort werkzaamheden onder risicoverhogende omstandigheden. De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat WBN niet is geslaagd in het bewijs van de stelling dat zij haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 BW is nagekomen. Dit betekent dat WBN aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat werknemer op 24 september 2003 tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden ten behoeve van WBN is overkomen. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen. Nu geen medische eindsituatie is bereikt kan de omvang van de door werknemer geleden en nog te lijden schade thans niet worden vastgesteld. Vaststelling van de omvang van de schade zal dan ook dienen plaats te vinden in een schadestaatprocedure. In de schadestaatprocedure zal eveneens de vraag aan de orde komen in hoeverre de gestelde schade een gevolg is van het ongeval van 24 september 2003. WBN zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Volgt toewijzing van de vordering.