Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Taxi Z.
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 11 mei 2011
ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ5322

werknemer/Taxi Z.

Verkrijger aansprakelijk voor loonvordering werknemer, ondanks contractuele vrijwaring met vervreemder

Werknemer is op 11 februari 2008 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Taxi Z. in de functie van taxichauffeur. Tot 1 juli 2009 bedroeg het brutomaandloon € 1.556,84, hetgeen netto neerkomt op een bedrag van € 1.217,74. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO-Taxivervoer van toepassing. Op grond van die cao geldt vanaf 1 juli 2009 een loonsverhoging van 1,5%. De onderneming is op 19 oktober 2009, met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2009, overgenomen door R. Tot die tijd was werknemer bij X. in dienst. In de koopovereenkomst die R. en X. hebben gesloten, is opgenomen dat X. verantwoordelijk blijft voor de schulden voortvloeiende uit de contractuele verhoudingen die zijn aangegaan voor de datum van overdracht. X. heeft verklaard dat de werknemers hiervan op de hoogte waren. Vanaf 1 oktober 2009 wordt het verhoogde maandloon van € 1.580,19 uitbetaald. Bij brieven van 18 mei 2010 en van 24 september 2010 heeft werknemer bij (de directie van) Taxi Z. een loonvordering ingesteld ter zake van het niet betaalde deel aan salaris over september 2009, achterstallige cao-verhoging, resterende verlofuren en vakantietoeslag over de maanden juni tot en met september 2009. R. stelt zich op het standpunt dat de vordering van werknemer betrekking heeft op de periode dat X. eigenaar was.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu vast staat dat R. Taxi Z. – in ieder geval per 1 oktober 2009 – heeft overgenomen, betekent dit dat op grond van artikel 7:663 BW de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voor de werkgever in die onderneming voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst tussen hem en een daar werkzame werknemer van rechtswege overgaan op de verkrijger. In dat artikel is tevens bepaald dat de werkgever (in dit geval X.), nog gedurende een jaar na de overgang naast de verkrijger – R. – hoofdelijk verbonden is voor de nakoming van de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, die zijn ontstaan voor het tijdstip van de overgang. Dit betekent dat R. op basis van dat artikel in beginsel gehouden is om de vorderingen van werknemer te voldoen, waarbij hij dan eventueel verhaal heeft op X. Nog daargelaten dat R. heeft nagelaten de koopovereenkomst tussen X. en R. in deze procedure over te leggen, kan het beroep op die overeenkomst R. ten opzichte van werknemer niet baten. In het geval dat artikel 3 van de koopovereenkomst luidt zoals R. heeft gesteld, is daarin immers alleen opgenomen dat X. R. zal vrijwaren van eventuele vorderingen van derden ter zake van schulden die zijn ontstaan voor de datum van de overdracht. Dat artikel kan echter niet aan werknemer worden tegengeworpen. Daarnaast heef R. als verweer aangevoerd dat hij geen zicht heeft op de financiën c.q. de financiële administratie voor de overnamedatum. Dat laatste komt nu voor risico van R. Hij had zich voor overname van de onderneming op de hoogte kunnen (en moeten) stellen van de (financiële) verplichtingen die dat met zich brengt. Volgt toewijzing van het beroep.