Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13 mei 2011
ECLI:NL:RBBRE:2011:BQ4087
werkneemster/J.D. den Dunnen BV
Werkneemster (62 jaar) is op 2 maart 1990 als chauffeur bij Den Dunnen in dienst getreden. Op de arbeidsovereenkomst is de cao taxivervoer van toepassing. Werkneemster heeft op 25 augustus 2010 een aanvraag voor prepensioen ingediend. Zij heeft op het formulier aangegeven dat zij vanaf 1 oktober 2010 een uitkering wil ontvangen en dat zij dan volledig met prepensioen wil gaan. Bij brief van 11 oktober 2010 heeft Den Dunnen aan werkneemster geschreven haar met terugwerkende kracht uit dienst te melden. Bij brief van 13 oktober 2010 heeft werkneemster aan Den Dunnen geschreven dat zij bij haar in dienst wilde blijven. Zij heeft dit herhaald in haar brief van 23 oktober 2011. Werkneemster heeft nog tot 22 oktober 2010 gewerkt. Werkneemster heeft zich ingaande 24 oktober 2010 ziek gemeld. Den Dunnen heeft het loon aan werkneemster uitbetaald tot en met 22 oktober 2010. Werkneemster heeft aan haar vordering tot doorbetaling van haar loon na 1 oktober 2010 ten grondslag gelegd dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet rechtsgeldig is geëindigd. Volgens werkneemster is met haar aanvraag van een prepensioenuitkering per 1 oktober 2010, de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet van rechtswege geëindigd. Bij het indienen van het aanvraagformulier was zij in de veronderstelling dat zij naast een volledige prepensioenuitkering haar parttime dienstverband kon laten voortduren. Er is geen sprake van een duidelijke en ondubbelzinnige wilsverklaring gericht op beëindiging van het dienstverband, aldus werkneemster.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor het laten ingaan van het prepensioen is een handeling van de werknemer vereist. Deze dient het prepensioen aan te vragen. In beginsel zal deze aanvraag voor een gehele of gedeeltelijke prepensioenuitkering tevens de opzegging van de werknemer van de gehele of gedeeltelijke omvang van zijn dienstverband behelzen. Of dat in het onderhavige geval ook zo is, komt hierna ter sprake. Uit de omstandigheid dat het ingaan van het prepensioen afhankelijk is van de wil van de werknemer volgt dat ook het eindigen van het dienstverband aldus afhankelijk is van de wil van de werknemer. Een arbeidsovereenkomst eindigt of van rechtswege of door opzegging. Het is het een of het ander. Van een beëindiging van rechtswege kan dan ook in deze zaak geen sprake zijn. Werkneemster heeft het aanvraagformulier zelf rechtstreeks aan het prepensioenfonds toegestuurd zonder Den Dunnen het werkgeversdeel te laten invullen. In zoverre kan het enkel versturen van dit aanvraagformulier niet zonder meer als een opzeggingshandeling worden gezien. Den Dunnen stelt dat zij eerst omstreeks 10 oktober 2010 via het prepensioenfonds op de hoogte is gekomen van de prepensioenaanvraag van werkneemster. Nu werkneemster op het werkgeversdeel van het aanvraagformulier bij de vraag 'Gaat de werknemer volledig uit dienst?' het antwoord 'nee' heeft aangekruist, had het op de weg van Den Dunnen gelegen om bij werkneemster te informeren of bij haar wel de wil bestond om uit dienst te treden. Hieruit blijkt immers reeds dat werkneemster andere gedachten had bij het aanvragen van een volledig prepensioen. Waar zij vervolgens na 1 oktober 2010 gewoon haar werkzaamheden voortzet en in reactie op de brief van 11 oktober 2010 van Den Dunnen bij brief van 13 oktober 2010 (en vervolgens nogmaals bij brief van 23 oktober 2010) laat weten dat het niet haar bedoeling is om uit dienst te gaan, kan naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet worden aangenomen dat er een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van werkneemster is geweest, gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Nu er ook geen sprake is geweest van een opzegging aan de zijde van Den Dunnen, is de kantonrechter vooralsnog van oordeel dat zeer waarschijnlijk in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het dienstverband tussen partijen na 1 oktober 2010 voortduurt. De kantonrechter zal dan ook vooruitlopend op dit oordeel, de vordering van werkneemster tot doorbetaling van loon toewijzen.