Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 26 april 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ5740
Euro-Stoel BV/werknemer
Werknemer is in januari 1997 uitgevallen in verband met een hartinfarct. Na terugkeer bij Euro-Stoel is hij te werk gesteld in het magazijn. Nadien is hij nog diverse malen arbeidsongeschikt geweest vanwege hartklachten. Op 3 juni 2009 is tussen werknemer en Euro-Stoel onenigheid ontstaan over de aan hem opgedragen werkzaamheden. Werknemer heeft zich nog diezelfde dag ziek gemeld, welke ziekmelding door Euro-Stoel is doorgegeven aan de arbodienst. Per 1 augustus 2009 heeft Euro-Stoel de loonbetaling aan werknemer gestaakt. Werknemer heeft Euro-Stoel in oktober 2009 schriftelijk verzocht de loonbetaling te hervatten. Euro-Stoel heeft hieraan geen gehoor gegeven. Bij brief van 23 oktober 2009 heeft (de gemachtigde van) Euro-Stoel betwist dat aan de ziekmelding van werknemer op 3 juni 2009 medische redenen ten grondslag hebben gelegen en zich op het standpunt gesteld dat werknemer op laatstgenoemde datum op staande voet is ontslagen. Werknemer heeft de nietigheid van dit ontslag bij brief van 30 november 2009 ingeroepen en vordert thans loon. De kantonrechter in kort geding heeft de vordering van werknemer toegewezen. Euro-Stoel stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter werknemer niet-ontvankelijk had moeten verklaren wegens het niet overleggen van een 629a-verklaring.
Het hof oordeelt als volgt. Artikel 7:629a lid 1 BW bepaalt dat een vordering tot betaling van loon moet worden afgewezen als bij de eis geen deskundigenverklaring is bijgevoegd. Een dergelijke verklaring is ingevolge artikel 7:629a lid 2 BW niet vereist indien het overleggen hiervan in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd. Volgens Euro-Stoel is van laatstgenoemde situatie ten aanzien van werknemer geen sprake geweest, omdat hij geruime tijd vóór het uitbrengen van de kortgedingdagvaarding bekend was met het feit dat Euro-Stoel zijn ziekte betwistte, gelet op de brief van haar advocaat van 23 oktober 2009. Bovendien wist werknemer dat Euro-Stoel van mening was dat hij niet arbeidsongeschikt was vanwege het ontslag op staande voet en het stopzetten van de salarisbetalingen per 1 augustus 2009, aldus nog steeds Euro-Stoel. Het hof volgt Euro-Stoel niet in voormeld standpunt. De inleidende dagvaarding in deze zaak dateert van 6 november 2009. Uit niets blijkt dat het werknemer, die zich reeds op 3 juni 2009 ziek gemeld had, vóór ontvangst van de brief van 23 oktober 2009 duidelijk moet zijn geweest dat Euro-Stoel de arbeidsongeschiktheid van werknemer betwist. Na 3 juni 2009 werd zijn loon nog gewoon doorbetaald en werd hij uitgenodigd voor een gesprek bij de arboarts. Het enkele feit dat Euro-Stoel – zonder opgaaf van reden – de salarisbetaling aan werknemer per 1 augustus 2009 heeft stopgezet, hetgeen eerst eind augustus effectief zal zijn geworden, is onvoldoende om te concluderen dat werknemer daaruit heeft moeten afleiden dat Euro-Stoel zich op het standpunt stelde dat van arbeidsongeschiktheid geen sprake was.
Er is evenmin sprake van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. De loondoorbetaling, doorgeven van de ziekmelding bij de verzekeraar en het aanvankelijke re-integratie-traject, spreekt de dringende reden tegen. De loonvordering wordt voor 100% toegewezen, omdat het in strijd met het beleid van de werkgever zou zijn thans slechts 70% toe te kennen.