Rechtspraak
ENCI/werknemer
Werknemer (46 jaar) is op 15 december 1993 in dienst getreden van ENCI, laatstelijk in de functie van Groepsleider Planning en Werkvoorbereiding. ENCI verzoekt primair ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden, subsidiair wegens verandering in omstandigheden. ENCI voert hiertoe aan dat werknemer blind uren heeft afgetekend voor onderhoud dat door externe firma's wordt uitgevoerd en heeft nagelaten urenverzamelstaten aan de hand van de urenbriefjes inhoudelijk te controleren. Hierdoor heeft één firma meer dan duizend uur te veel gedeclareerd. Voorts ging werknemer er zonder medeweten of instemming van ENCI mee akkoord dat de uren die een medewerker van een firma op één dag te veel werkte, verdeeld werden over de urenstaten van andere dagen of andere medewerkers, hetgeen geheel in strijd is met de Arbowetgeving.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor werknemer was het ondoenlijk om van alle individuele werknemers de daadwerkelijk gewerkte uren bij te houden. Hem ontbraken eenvoudigweg de middelen daartoe. Werknemer ging uit van de juistheid van de urenbriefjes zoals die hem werden voorgelegd en waarop hij ook om plausibele redenen meende te kunnen vertrouwen en ook mocht vertrouwen. Het 'blind' ondertekenen van deze briefjes kan niet als een grove veronachtzaming van de plicht beschouwd worden. Voor te stellen is dat de inhoudelijke controle van urenverzamelstaten aan de hand van urenbriefjes niet is gebeurd als gevolg van tijdgebrek. Van belang is hierbij dat werknemer jarenlang goede beoordelingen heeft gehad ten aanzien van deze controle. De kantonrechter is van oordeel dat ook ten aanzien van dit punt onvoldoende is komen vast te staan dat werknemer een grovelijk veronachtzamen van zijn verplichtingen verweten kan worden. Het verzoek tot ontbinding op grond van een dringende reden wordt daarom afgewezen.
De kantonrechter overweegt verder dat van de juistheid van de verwijten die ENCI aan werknemer maakt absoluut onvoldoende is gebleken. Ter zitting is gebleken dat partijen het vertrouwen in elkaar volledig hebben verloren. Om die reden zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. Het wegvallen van de vertrouwensbasis is in overwegende mate aan ENCI te wijten. Zij heeft een uitstekend functionerende werknemer (vier jaar achter elkaar zeer goede beoordelingen) onvoldoende middelen aangereikt om zijn werk goed te kunnen uitvoeren. Zij spreekt in het verzoekschrift en ter zitting zelfs haar twijfels uit omtrent de integriteit van werknemer, zonder dit ook maar enigszins met feiten te onderbouwen. Voorts is er nog het misplaatste verwijt van handelen in strijd met de Arbowetgeving, dat ENCI aan werknemer maakt. Door zo te handelen gedraagt ENCI zich niet als een goed werkgever. De kantonrechter oordeelt het daarom billijk bij de ontbinding aan werknemer een vergoeding toe te kennen ex aequo et bono van € 175.000 bruto.