Naar boven ↑

Rechtspraak

Tangram/werknemer
Rechtbank Midden-Nederland, 8 juni 2011
ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ7655

Tangram/werknemer

Overtreding concurrentiebeding. Belangenafweging. Duur concurrentiebeding van een jaar op geen enkele wijze onderbouwd. Gedeeltelijke vernietiging

Werknemer is op 12 maart 2008 in dienst getreden van Tangram in de functie van verkoper. Zijn arbeidsovereenkomst is voortgezet voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. In december 2009 heeft Tangram werknemer laten weten dat zij erachter was gekomen dat werknemer geen premies betaalde voor de aan hem ter beschikking gestelde auto, terwijl hij die premies wel bij Tangram declareerde. Hierover is een geschil tussen partijen ontstaan. Eind december 2009 hebben partijen een vaststellingovereenkomst gesloten waarbij onder meer is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst zonder dat voorafgaande opzegging is vereist met wederzijds goedvinden per 1 april 2010 wordt beëindigd. Voorts vermeldt deze overeenkomst: '6. Om de toekomstmogelijkheden op de arbeidsmarkt voor werknemer zo groot mogelijk te maken zal Tangram werknemer ontslaan van alle verplichtingen, welke voortvloeien uit een eventueel concurrentie- of relatiebeding, met uitzondering van Tangram’s directe concurrenten te weten: Otys, (…) voor een periode van 1 jaar na datum uitdiensttreding.' Werknemer is per 14 november 2010 bij Otys als verkoper in dienst getreden. Tangram vordert naleving van het concurrentiebeding. In reconventie vordert werknemer (naast een aantal andere posten) betaling van gemiste netto-inkomsten omdat Tangram negatieve aanbevelingen heeft gedaan bij minimaal twee bedrijven waarbij hij zo goed als aangenomen was.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft onder meer aangevoerd dat hij uiteindelijk bij Otys in dienst is getreden omdat hij geen werk kon vinden, en dat de bij Tangram opgedane kennis (inmiddels) verouderd was. Naar de kantonrechter begrijpt beroept werknemer zich daarmee op gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding (namelijk in tijd) op de grond dat hij, in verhouding tot het te beschermen belang van Tangram, door dat beding onbillijk wordt benadeeld (artikel 7:653 lid 2 BW). Dit verweer treft doel. Tangram heeft desgevraagd gesteld dat de duur van het concurrentiebeding van een jaar reëel is. Zij heeft deze stelling echter op geen enkele manier nader onderbouwd. Voorts is van belang dat het Tangram bekend was dat werknemer ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst financiële problemen had. De kantonrechter acht vernietiging van het concurrentiebeding voor zover dit langer duurt dan zeven maanden redelijk. Nu werknemer eerst na ommekomst van deze termijn bij Otys in dienst is getreden, heeft hij daarom geen boetes verbeurd.

De vorderingen van werknemer in reconventie worden afgewezen. Indien Tangram de door werknemer gestelde uitlatingen heeft gedaan, staat daarmee nog niet in voldoende mate vast dat werknemer dáárdoor niet is aangenomen. Alle andere posten worden eveneens afgewezen. Zij zijn afgezien van enkele vage stellingen in het geheel niet onderbouwd. Volgt afwijzing van de vorderingen van Tangram en werknemer.