Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21 juni 2011
ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ9270
werknemer/X International Transport BV
Werknemer is op 1 maart 2001 in dienst getreden van werkgever. In de individuele arbeidsovereenkomst zijn partijen een maandsalaris van € 1.793,46 overeenkomen. Voorts staat in de arbeidsovereenkomst dat 'verder de bepalingen uit de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen' van toepassing zijn. Werkgever is geen partij bij deze cao. De cao is algemeen verbindend verklaard in de volgende perioden:
– 16 februari 2004 tot en met 31 maart 2004;
– 30 juni 2006 tot en met 31 maart 2007.
Werknemer is op 25 augustus 2007 uit dienst getreden en vordert verschillende bedragen op grond van de volgens werknemer onjuiste functiewaarderingen en niet-betaalde loonsverhogingen conform de cao. Artikel 21 cao luidde namelijk dat aan het einde van ieder functiejaar de werknemer een loontrede in salaris zou stijgen. Werkgever heeft dat niet gedaan. De kantonrechter oordeelde dat – behoudens de periodes van algemeen verbindendverklaring – er geen grond was de vorderingen toe te wijzen, omdat uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat partijen bewust de loonbepalingen uit de cao niet op hun arbeidsovereenkomst van toepassing wilden laten zijn.
Het hof oordeelt als volgt. Het hof is met partijen van oordeel dat artikel 4 van de arbeidsovereenkomst uitgelegd dient te worden conform de Haviltexmaatstaf, nu het gaat om een beding in een individuele overeenkomst, hoezeer ook ontleend aan een bij de cao behorend modelcontract. Het komt dus aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan artikel 4 van de arbeidsovereenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Naar het oordeel van het hof blijkt uit diverse omstandigheden (partijen hebben nooit over de inhoud van de cao gesproken en aanvankelijk een hoger loon bedongen), dat – met name uit het woordje 'verder' – blijkt dat partijen het salaris expliciet van de verdere toepassing van de cao hebben uitgesloten. Het beroep van werknemer op het proferentembeginsel faalt.