Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Royal Bank of Scotland en ABN AMRO
Gerechtshof Amsterdam, 5 juli 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3020

werkneemster/Royal Bank of Scotland en ABN AMRO

Werkneemster heeft geen recht op inzage ex artikel 35 Wbp in stukken, voor zover het correspondentie betreft tussen medewerkers van de verantwoordelijke, welke de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad. Werkneemster heeft geen recht op inzage correspondentie advocaat en afdeling Legal

Werkneemster is sinds 12 maart 2001 in dienst van ABN AMRO. Bij brief van 8 januari 2009 heeft werkneemster op de voet van artikel 35 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) ABN AMRO verzocht haar een overzicht en afschrift te verstrekken van de haar betreffende persoonsgegevens die door ABN AMRO zijn verwerkt. Werkneemster heeft daartoe – op grond van artikel 46 Wbp – een verzoek ingediend bij de rechtbank. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat ABN AMRO inmiddels aan het verzoek van werkneemster gehoor zou hebben gegeven. In hoger beroep staat onder meer de vraag centraal of werkneemster recht heeft op inzage in correspondentie tussen de advocaat van ABN AMRO (inmiddels RBS) en de afdeling Legal/arbeidszaken, alsmede andere vertrouwelijke stukken met betrekking tot werkneemster. RBS c.s. stelt dat zij de door werkneemster verzochte gegevens niet behoeft te verstrekken, aangezien deze vallen onder de in artikel 43e Wbp bedoelde uitzonderingsbepaling, op grond van welke bepaling de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke (opgenomen in interne notities en bedoeld voor intern overleg en beraad) van het inzagerecht worden uitgesloten. Dit ligt naar het oordeel van RBS c.s. besloten in onder meer artikel 6, 8, 9 en 10 EVRM alsmede Richtlijn 95/46/EG, waarin de vrijheid van meningsuiting, ongestoorde gedachtewisseling en de mogelijkheid tot het recht op geheimhouding daarvan is neergelegd.

Het hof oordeelt als volgt. Het inzagerecht zoals neergelegd in artikel 35 Wbp geldt niet onbeperkt. Zo volgt uit de jurisprudentie (HR 29-06-2007, LJN AZ4663; HR 29-06-2007, LJN AZ4664; HR 29-06-2007, LJN BA3529; HR 24-01-2003, LJN AF0148) dat het inzagerecht zich niet uitstrekt tot interne notities die de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad. Een uiteindelijk op grond van bedoelde interne notities opgemaakt definitief rapport valt hier wel onder. De door werkneemster verzochte gegevens hebben gemeen, zoals door ABN AMRO is gesteld, en niet voldoende gemotiveerd door werkneemster is weersproken, dat het correspondentie betreft tussen medewerkers van de verantwoordelijke, welke de persoonlijke gedachten van medewerkers van de verantwoordelijke bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg en beraad. Het bovenstaande in aanmerking nemende vallen de door werkneemster verzochte gegevens niet onder het inzagerecht van artikel 35 Wbp. Dit wordt niet anders indien, zoals door werkneemster gesteld in de ter gelegenheid van de behandeling in eerste aanleg overgelegde pleitnotities, de persoonlijke aantekeningen/gedachten schriftelijk, waaronder begrepen ‘elektronisch’, worden gedeeld met andere werknemers. Dit rechtvaardigt niet de conclusie dat deze bedoeld zijn om tezamen met andere persoonsgegevens in een bestand te worden opgenomen.