Rechtspraak
Curatoren/Talant
Talant is een organisatie die zorg en ondersteuning biedt aan mensen met een beperking op het gebied van wonen, werken en leren en onder meer zorg draagt voor dagbesteding voor die groep mensen. X heeft het Downsyndroom en is op 5 september 2005 voor dagbesteding in zorg genomen door Talant. Zij doet eenvoudig montagewerk en vult doosjes met schroeven. Medio 2008 vermoeden de ouders van X, onder meer door waargenomen gedragsveranderingen en uitspraken door X, dat zij seksueel misbruikt is door een andere cliënt. Op 25 augustus 2008 concludeert een ingeschakelde psycholoog dat de signalen die X laat zien, verwijzen naar seksueel misbruik en het vermoeden van seksueel misbruik lijkt te zijn bevestigd. X is onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, met benoeming van de ouders tot curatoren. De ouders worden daarom in het vonnis aangeduid als ‘de curatoren’. De curatoren stellen Talant als opdrachtgever voor de materiële en immateriële schade die hun dochter lijdt als gevolg van het seksueel misbruik aansprakelijk op grond van artikel 7:658 lid 4 BW. Tevens stellen zij Talant aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW.
De kantonrechter overweegt dat tussen Talant en X geen sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst in de zin der wet (art. 7:610 BW). X kon niet als werknemer worden aangemerkt, terwijl er evenmin sprake is geweest van een beloning. Ook kan de rechtsverhouding niet als een opdrachtrelatie worden aangemerkt. De door X verrichte activiteiten in het Montage Centrum van Talant kunnen niet als werkzaamheden als bedoeld in artikel 7:400 BW worden beschouwd. De activiteiten van X vonden immers plaats in het kader van dagbesteding voor een persoon met een verstandelijke beperking. Aansprakelijk kan derhalve niet op artikel 7:658 lid 1 worden gegrond.
Artikel 7:658 lid 4 BW is per 1 januari 1999 in werking getreden als onderdeel van de zogeheten Flexwet. Met dit artikellid is primair beoogd om ook de inlener aansprakelijk te doen zijn voor arbeidsongevallen van de ingeleende werknemer. Inmiddels is er een constante lijn in de jurisprudentie zichtbaar waarbij artikel 7:658 lid 4 BW ook van toepassing wordt geacht op vrijwilligerswerkzaamheden die in een onderneming of organisatie worden verricht (zie bijv. gerechtshof Arnhem 11 januari 2005, JAR 2005, 47, rechtbank Haarlem 28 april 2010, LJN: BM6402 en gerechtshof Amsterdam 29 maart 2011, LJN: BQ2718). De vergelijking met de aangehaalde ‘vrijwilligersjurisprudentie’ gaat hier naar het oordeel van de kantonrechter niet op, omdat het daarbij gaat om werkzaamheden die ook door (betaalde) werknemers van de organisatie of onderneming kunnen worden verricht. Daarvan is geen sprake bij de door X verrichte dagbestedingsactiviteiten. Voorts is niet gebleken dat Talant profiteert van het feit dat er om niet werkzaamheden door X zijn verricht. Daarvan is bijvoorbeeld bij een vrijwilliger wél sprake, omdat er in dat geval loon (van een werknemer) wordt bespaard. Ten slotte is van belang dat er geen sprake is van voldoening van een tegenprestatie door Talant met betrekking tot de door X verrichte activiteiten. Artikel 7:658 lid 4 BW kan derhalve geen grondslag bieden voor de vorderingen jegens Talant. Voor zover de vordering is gebaseerd op artikel 6:162 BW, oordeelt de kantonrechter dat hij niet bevoegd is. De zaak wordt verwezen naar de sector civiel recht.