Rechtspraak
werkneemster/werkgever
Werkneemster is sinds 2003 in dienst in de functie van verkoopster. Werkgever wil bezuinigen op personeelskosten, omdat de onderneming al langere tijd verliesgevend is. Er is gesproken over wijziging van de arbeidsovereenkomst, maar daarover hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken. Na verkregen toestemming van UWV WERKbedrijf heeft werkgever de arbeidsovereenkomst bij brief van 29 november 2010 tegen 1 januari 2011 wegens bedrijfseconomische redenen opgezegd. Aan de ontslagvergunning is de wederindiensttredingsvoorwaarde verbonden. Werkneemster stelt dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Zij voert daartoe aan dat werkgever de onderhandelingen over wijziging van de arbeidsovereenkomst ongemotiveerd heeft afgebroken en dat door het in dienst nemen van een oproepkracht vanaf 1 januari 2011 de wederindiensttredingsvoorwaarde is geschonden. Tevens beroept ze zich op het gevolgencriterium.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgever heeft een voorstel voor een nulurencontract gedaan, wat door werkneemster is geweigerd. De redelijkheid van het voorstel valt niet zonder meer in te zien, omdat werkneemster met een nulurencontract geen enkele zekerheid meer heeft over haar loon. Ook kan aanvaarding van het voorstel in redelijkheid niet van werkneemster worden gevergd. Na het tegenvoorstel van werkneemster had het op de weg van werkgever gelegen om verder te praten om te zien of er toch overeenstemming bereikt kon worden. Werkgever heeft dit nagelaten en heeft het tegenvoorstel als harde eisen opgevat, zonder na te vragen of hij dat juist interpreteerde. Dit is in strijd met het goed werkgeverschap.
Door het in dienst nemen van een oproepkracht is de wederindiensttredingsvoorwaarde geschonden. Werkgever heeft de oproepkracht in een ander filiaal laten werken, maar van dat filiaal is een verkoopster naar het filiaal waar werkneemster werkte overgeplaatst. Via een omweg werkte de oproepkracht ter vervanging van de werkzaamheden van werkneemster. Dat de oproepkracht minder uren werkte dan werkneemster en op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, maakt dit niet anders. Voor een geslaagd beroep op het gevolgencriterium is onvoldoende aangevoerd. Wegens het afbreken van de onderhandelingen en het schenden van de wederindiensttredingsvoorwaarde, is het ontslag kennelijk onredelijk. Omdat de winkel waar werkneemster werkzaam was uiterlijk op 31 juli 2011 ging sluiten, wordt de schadevergoeding begroot op het verschil tussen het loon van werkneemster en haar WW-uitkering berekend over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 juli 2011 (€ 1675,80 bruto). Het standpunt van werkgever dat hij de schadevergoeding niet kan betalen, wordt verworpen.