Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland, 4 maart 2011
ECLI:NL:RBUTR:2011:BR5829
ondernemingsraad van de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland/Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland
De Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtSPN) is tot stand gekomen bij Wet van 2005. Uit de preambule blijkt dat het wenselijk is dat een aantal beheerstaken van de politiekorpsen worden overgedragen aan de VtSPN. In 2009 is bij bestuursakkoord het 'Korpsbeheerdersberaad in oprichting (i.o.)' opgericht (hierna: KBB i.o.). Het KBB heeft onder meer tot taak het besturen van de VtSPN en het zorgdragen voor het voorbereiden van de overgang van (delen van) de VtSPN naar de dienst Concernstaf en Bedrijfsvoering. Hiertoe wordt het algemeen bestuur van de VtSPN geïncorporeerd in het KBB i.o. Het algemeen bestuur van de VtSPN vormt een personele unie met het zogenaamde KBB i.o. De ondernemingsraad van VtSPN stelt zich op het standpunt dat hem adviesrecht ex artikel 25 WOR toekomt over voorgenomen besluiten van het algemeen bestuur van de VtSPN tot het verstrekken en het formuleren van een adviesopdracht aan een deskundige buiten de onderneming betreffende een belangrijke inkrimping, uitbreiding, of andere wijziging van de werkzaamheden van de onderneming. De OR stelt zich op het standpunt dat – vanwege de incorporatie van het bestuur van VtSPN – de (voorgenomen) besluitvorming van KBB i.o. aan VtSPN kan worden toegerekend of althans dat de ondernemingen kunnen worden vereenzelvigd. VtSPN stelt zich op het standpunt dat van vereenzelviging geen sprake is en dat voorts het adviesrecht ontbreekt wegens 'primaat van de politiek'.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De VtSPN heeft zich op het standpunt gesteld dat een belangrijke mate van personele overeenstemming bestaat tussen het algemeen bestuur van VtSPN en KBB i.o., maar dat de laatste geen formele bevoegdheid heeft ten aanzien van de onderneming VtSPN. Op zichzelf, zo stelt VtSPN, zou sprake kunnen zijn van een situatie waarin besluiten van het KBB i.o. aan VtSPN mogen worden toegerekend, maar daarvoor is wel nodig dat door het algemeen bestuur de betrokken bevoegdheid is gemandateerd of gedelegeerd. De bedrijfscommissie – welke eerder oordeelde dat van toerekening sprake is – dient niet te worden gevolgd omdat deze ten onrechte haar argumentatie op een doelredenering baseert: omdat belangrijke gevolgen voor de onderneming te verwachten zijn, is toerekenen op zijn plaats. En verder wil het enkele door de bedrijfscommissie genoemde feit dat korpsbeheerders zowel een plaats in KBB als in VtSPN hebben niet zeggen dat de besluitvorming vereenzelvigd mag worden. De kantonrechter is evenwel van oordeel dat de opmerking in het bestuursakkoord dat bezien moet worden op welke wijze het beste vorm kan worden gegeven aan het besturen van VtSPN en de constatering van VtSPN dat die vorm nog niet gevonden is, onvoldoende reden is om niet te spreken van een incorporatie die moet leiden tot een toerekening van de besluitvorming van VtSPN aan KBB. In casu is het bestaan van een personele unie tussen KBB i.o. en VtSPN voldoende aannemelijk gemaakt. Blijkens de door de ondernemingsraad bij brief van 25 januari 2011 ten behoeve van de behandeling op 26 januari 2011 overgelegde productie 2 heeft KBB i.o. intensieve bemoeienis met de onderneming van VtSPN. De omstandigheid dat KBB i.o. in beginsel een breder aandachtsterrein bestrijkt dan de (ondernemer van de) onderneming, doet naar het oordeel van de kantonrechter dus en dan onvoldoende ter zake. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat het besluit van KBB i.o. om advies te vragen aan PwC, zowel op grond van het hieraan direct voorafgaande als met het oog op een goede toepassing van de Wet op de ondernemingsraden, ook nu sprake is van een situatie die zich voordoet bij de 'overheidssector', toe te rekenen is aan de ondernemer VtSPN.
Voorts dient te worden beoordeeld of ondanks de omstandigheid dat aan de ondernemingsraad een adviesrecht op grond van artikel 25 WOR zou kunnen toekomen, ter zake van het formuleren van een adviesopdracht, deze niet kan worden uitgeoefend op grond van het bijzonder bepaalde in artikel 46d onder b WOR, het zogenoemde politieke primaat. Dit politieke primaat betreft de uitzondering op de regel dat een OR een adviesrecht toekomt omdat de publiekrechtelijke vaststelling van taken van publiekrechtelijke lichamen en onderdelen daarvan, alsmede beleid ten aanzien van de uitvoering van die taken, behalve voor zover het betreft de gevolgen daarvan voor de werkzaamheden van de in de onderneming werkzame personen, daaraan in de weg staat. Naar het oordeel van de kantonrechter (mede gelet op HR 20 mei 2005, JAR 2005/156 en HR 9 februari 2007, JAR 2007/72) is voldoende aannemelijk dat het in de onderhavige kwestie gaat om een publiekrechtelijke taak, mede gelet op het onderwerp, te weten de politie en haar taken, alsmede de betrokkenheid van verschillende ministers en ministeries en de mogelijke (grote) verschuiving van taken en verantwoordelijkheden. De omstandigheid dat het gaat om het verstrekken en formuleren van een adviesopdracht aan een deskundige buiten de onderneming maakt de aanwezigheid van een politiek primaat nog klemmender, omdat weliswaar nog niet voldoende aannemelijk is dat er daadwerkelijk een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden van de onderneming dan wel een belangrijke wijziging in de organisatie en/of plaats van onderneming zal plaatsvinden, maar anderzijds ook nog weinig of niets te zeggen valt over de gevolgen van het voorgenomen besluit voor de in de onderneming werkzame personen. Dat betekent dat, voor zover de ondernemingsraad de kantonrechter verzoekt te bepalen dat hij adviesrecht heeft over het verstrekken en het formuleren van een adviesopdracht aan een deskundige buiten onderneming, dit verzoek wordt afgewezen.