Naar boven ↑

Rechtspraak

X/Y c.s.
Rechtbank Rotterdam, 22 oktober 2010
ECLI:NL:RBROT:2010:BT1880

X/Y c.s.

Bestaan arbeidsovereenkomst met pedagogische medewerkster die thuis voor kinderen zorgt. Betalingen van substantiële bedragen worden als loon aangemerkt. Rechtsvermoeden vooralsnog onvoldoende weerlegd

X is werkzaam als pedagogisch medewerkster bij een kinderopvang. Per 1 december 2009 heeft ze haar arbeidsovereenkomst opgezegd. Tussen partijen is met name in geschil of er vanaf 1 december 2009 een arbeidsovereenkomst bestaat. X stelt dat zij was aangenomen om een nieuw kinderdagverblijf op te zetten. Zij heeft bij haar thuis voor zestien kinderen gezorgd. Van december 2009 tot maart 2010 zijn aan X betalingen gedaan. Y c.s. stellen dat de werkzaamheden als vriendendienst zijn verricht en dat zij als gastouder op basis van een overeenkomst van bemiddeling tussen haarzelf en 'Alles Kids Vlaardingen' de kinderen heeft verzorgd.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voldoende is komen vast te staan dat X een productieve arbeidsprestatie heeft geleverd. Dat X de werkzaamheden bij haar thuis als gastouder heeft verricht, is daarentegen onvoldoende komen vast te staan. De overeenkomst met 'Alles Kids Vlaardingen' waaruit dat zou blijken, is door X betwist en is ook niet door werkneemster ondertekend. Bovendien dateert de overeenkomst van januari 2010, terwijl de werkzaamheden werden verricht vanaf december 2009. Voorts worden de betalingen die aan X zijn gedaan aangemerkt als beloning voor verrichte werkzaamheden. De stelling dat het een lening betreft, is onvoldoende onderbouwd. Tot slot wordt geoordeeld dat Y c.s. er met de thans beschikbare gegevens niet in geslaagd zijn het rechtsvermoeden van artikel 7:610a BW te weerleggen. In aanmerking wordt genomen dat het zonder nadere redengeving niet geloofwaardig is dat X ontslag neemt uit een vast dienstverband om dan zonder direct uitzicht op inkomen vriendendiensten te gaan verrichten. Omdat Y c.s. een uitdrukkelijk bewijsaanbod hebben gedaan, zullen Y c.s. in de gelegenheid gesteld worden het rechtsvermoeden dat de werkzaamheden op grond van een arbeidsovereenkomst zijn verricht te weerleggen. De provisionele vordering van € 5.000 bruto wordt toegewezen. Zie voor de ontbindingsbeschikking in deze zaak AR 2011-0765.