Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werkneemster
Rechtbank Rotterdam, 22 oktober 2010
ECLI:NL:RBROT:2010:BT1894

werkgever/werkneemster

Ontbinding arbeidsovereenkomst met pedagogisch medewerkster wegens verstoorde arbeidsrelatie die grotendeels veroorzaakt is door de onwrikbare houding van werkgever. C=2

Tussen werkgever en werkneemster is een geschil ontstaan over de vraag of werkneemster vanaf december 2009 werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord (zie AR 2011-0764). Thans verzoekt werkgever ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een vertrouwensbreuk en voert daartoe het volgende aan. Als er al sprake is van een arbeidsovereenkomst, is deze ontstaan per 22 maart 2010. Werkneemster heeft vanaf die datum geen werkzaamheden verricht, waardoor op korte termijn een vervanger moest worden gevonden. Voorts is werkneemster in de uitvoering van haar werkzaamheden in gebreke gebleven. Werkneemster stelt dat ondanks herhaaldelijke verzoeken haar geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is gegeven en geen is loon betaald. Vanaf eind maart 2010 is zij niet meer opgeroepen voor arbeid. Gezien de hoge mate van verwijtbaarheid van werkgever is een vergoeding met C=3 gerechtvaardigd.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De situatie tussen partijen is zodanig geëscaleerd, dat er geen verdere samenwerking mogelijk is. De arbeidsovereenkomst zal derhalve met ingang van 16 november 2010 worden ontbonden. De verstoorde arbeidsrelatie is veroorzaakt door de onwrikbare houding van werkgever, hoewel werkneemster door alle klanten en relatie bij haar juridische strijd te betrekken daaraan zeker ook een bijdrage heeft geleverd. Een vergoeding met C=2 acht de kantonrechter billijk. De ontbindingsbeschikking heeft een voorwaardelijk karakter, voor het geval alsnog mocht blijken dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst is gaan gelden.