Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 28 juni 2011
ECLI:NL:GHAMS:2011:BT2755
werknemer/werkgever
Werknemer is op 1 april 1997 in dienst getreden van werkgever, een Suzuki-dealer te Haarlem. Wegens bedrijfseconomische redenen heeft werkgever de arbeidsovereenkomst van werknemer met toestemming van het UWV WERKbedrijf opgezegd per 1 augustus 2009. Tot 1 januari 2010 heeft werkgever de WW-uitkering van werknemer aangevuld tot 100% van het laatstverdiende loon. Werknemer heeft schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag gevorderd.
Het hof oordeelt als volgt. Omdat niet is opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat het ontslag kennelijk onredelijk is, omdat werkgever onvoldoende heeft onderzocht of alternatieven binnen de (financiële) mogelijkheden lagen (bijvoorbeeld deeltijd-WW) en zij onvoldoende heeft gedaan om werknemer, na een dienstverband van ruim twaalf jaar, aan een nieuwe functie te helpen, dan wel zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, staat de kennelijke onredelijkheid van het ontslag vast. Het hof is van oordeel dat werkgever wel als goed werkgever zou hebben gehandeld indien zij werknemer nog één jaar, dat wil zeggen tot 1 augustus 2010, met behoud van het dienstverband in de gelegenheid had gesteld ander werk te vinden buiten haar onderneming, gedurende welke periode werknemer dan vervangende taken zou hebben kunnen verrichten – zoals de met hem op 30 maart 2009 besproken werkzaamheden op het gebied van de inkoop en verkoop van occasions. De schade van werknemer door het nalaten van het aanbieden van deze voorziening kan gelijk worden gesteld aan het gederfde loon inclusief vakantietoeslag gedurende dat jaar, een bedrag van € 47.750 bruto, te verminderen met de werknemersbijdrage van werknemer in de pensioenpremie en in de arbeidsongeschiktheidspremies (WIA-premie en WGA-hiaat) van € 4.682 over dat jaar, zijnde in totaal een bedrag van € 43.068 bruto. Bij deze berekening wordt geen rekening gehouden met de gedurende het eerste jaar van werkloosheid te ontvangen WW-uitkering, aangezien bij het opschorten van het ontslag tot 1 augustus 2010 de aanspraak op een WW-uitkering overeenkomstig zou zijn opgeschort. Het bedrag van € 43.068 bruto dient nog te worden verminderd met de tot en met 31 december 2009 van werkgever ontvangen suppletie van € 5.571 bruto zodat een schadebedrag van € 37.497 resteert. Dit bedrag zal naar billijkheid (tot een exacte berekening van pensioenschade acht het hof zich zonder deskundige voorlichting niet in staat, ook niet op grond van de schadeopstelling van werknemer) worden verhoogd tot € 40.000 bruto teneinde de gemiste pensioenopbouw over dat jaar te compenseren. Bij deze berekening is in aanmerking genomen dat ook een bedrijf in moeilijke financiële omstandigheden – zoals werkgever die in 2009 ondervond – zich niet aan haar verantwoordelijkheid kan onttrekken voor een werknemer in de positie van werknemer een adequate voorziening te bieden, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden dat – indien werkgever wel als goed werkgeefster zou hebben gehandeld – (i) voldoende aannemelijk is geworden dat werknemer gedurende dat jaar nog werkzaamheden kon verrichten als tegenprestatie voor de te ontvangen loonbetalingen; en (ii) onvoldoende aannemelijk is geworden dat het continueren van de onderneming hierdoor onmogelijk zou zijn geworden.