Naar boven ↑

Rechtspraak

Maltha Beheer BV/werkneemster
Rechtbank Midden-Nederland, 21 september 2011
ECLI:NL:RBUTR:2011:BT6209

Maltha Beheer BV/werkneemster

Boete wegens overtreding concurrentiebeding tijdens dienstverband. Werkweigering en overtreding concurrentiebeding leveren geen dringende reden voor ontslag op staande voet op. Werkgever kan na einde dienstverband geen rechten ontlenen aan concurrentiebeding

Werkneemster is sinds augustus 2010 in dienst van Maltha in de functie van senior studiecoach. Maltha exploiteert huiswerkinstituten en studiepraktijken op school en verzorgt bijlessen. Op 17 juni 2010 is een nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten, waarbij de functie van werkneemster is gewijzigd. In die arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Vanaf 25 januari 2011 presenteert werkneemster zich via een internetsite als bijleslerares en als begeleidster/studiecoach. Op 28 februari 2011 is werkneemster op staande voet ontslagen wegens werkweigering en wegens overtreding van het concurrentiebeding. Thans vordert Maltha betaling van de verbeurde boete. Werkneemster beroept zich in reconventie onder meer op de onregelmatigheid van de opzegging en vordert vernietiging van het concurrentiebeding.

De kantonrechter oordeelt dat werkneemster in strijd met het concurrentiebeding heeft gehandeld. Het verkrijgen van opdrachten uit advertenties is te beschouwen als een zelfstandige beroepsuitoefening die als onderneming in de zin van artikel 12 van de arbeidsovereenkomst is aan te merken. Een eventueel onterecht gegeven ontslag op staande voet verhindert de werkgever niet om aanspraak te maken op boetes wegens schending van een contractueel verbod om tijdens het dienstverband concurrerende werkzaamheden te verrichten. Het bepaalde in artikel 7:653 lid 3 BW heeft immers alleen betrekking op een contractueel verbod om op zekere wijze na afloop van de arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn. De door Maltha gevorderde boete van € 35.000 wordt op grond van artikel 7:650 lid 6 BW gematigd. Hiervoor is onder meer de korte duur van het dienstverband, het beperkte bij Maltha verdiende inkomen en de korte duur van de overtreding van het concurrentiebeding van belang. De kantonrechter acht een boete van € 1.500 redelijk.

Ten aanzien van het ontslag op staande voet oordeelt de kantonrechter dat geen sprake is van een dringende reden. Het ontslag op grond van de gestelde werkweigering is niet onverwijld gegeven. Voor de overtreding van het concurrentiebeding heeft Maltha al boetes verbeurd. Ook ten aanzien van deze ontslaggrond is overigens niet aan de onverwijldheidseis voldaan. Dat werkneemster voorts geweigerd zou hebben de advertenties van de website te halen, is door Maltha onvoldoende onderbouwd. De vordering tot gefixeerde schadevergoeding wordt derhalve toegewezen. Nu Maltha als gevolg van de opzegging schadeplichtig is, kan zij op grond van artikel 7:653 lid 3 BW geen rechten ontlenen aan het concurrentiebeding voor zover het concurrentiebeding ziet op de periode na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.