Rechtspraak
werknemer/Robidus Adviesgroep BV
Robidus is een bedrijf dat zich bezighoudt met dienstverlening op het gebied van beheersing en optimalisering van personeelskosten. Werknemer is per 1 september 2004 voor de duur van twee jaar bij Robidus in dienst getreden in de functie van junior consultant. In (de bijlage bij) de schriftelijke arbeidsovereenkomst van 8 juni 2004 is onder meer een concurrentiebeding opgenomen. Bij brief van 1 september 2005 bevestigt Robidus dat de functie van werknemer 'consultant' is geworden, onder gelijkblijvende arbeidsvoorwaarden. Bij brief van 20 juni 2006 wordt de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voortgezet onder gelijkblijvende arbeidsvoorwaarden. Beide keren heeft werknemer de brieven voor akkoord ondertekend. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig opgezegd tegen 1 april 2007. Hij is per 1 september 2007 werkzaamheden gaan verrichten voor ALC, een concurrent van Robidus. Werknemer stelt zich op het standpunt dat in 2006 een nieuwe arbeidsovereenkomst is aangegaan waardoor het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk overeengekomen had moeten worden.
Het hof oordeelt als volgt. Werknemer heeft aangevoerd dat partijen met de brief van 20 juni 2006 een nieuwe arbeidsovereenkomst zijn aangegaan en dat bij het aangaan daarvan niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 lid 1 BW. Het hof volgt werknemer niet in dit betoog. Niet in geschil is dat partijen bij schriftelijke overeenkomst van 8 juni 2004 op geldende wijze een concurrentiebeding zijn overeengekomen. Evenmin is in geschil dat de arbeidsvoorwaarden, voor zover van belang, bij de brief van 1 september 2005 niet zijn gewijzigd. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is blijkens de brief van Robidus van 20 juni 2006, welke brief door werknemer voor akkoord is ondertekend, voor onbepaalde tijd voortgezet. Niet valt in te zien dat het daarbij, zoals werknemer heeft aangevoerd, gaat om het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst. De functie, de beloning en de overige voorwaarden zijn immers bij die voortzetting gelijk gebleven. Er is geen rechtsregel die vereist dat bij voortzetting van een arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen. Dat volgt ook niet, anders dan werknemer heeft aangevoerd, uit hetgeen is bepaald in de artikelen 7:667 en 7:668 BW. Deze artikelen regelen de gevolgen van het eindigen respectievelijk het stilzwijgend voortzetten van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, terwijl in dit geval sprake is van het uitdrukkelijk voortzetten van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Bovendien bepaalt artikel 7:668 BW juist, zoals partijen in dit geval ook uitdrukkelijk zijn overeengekomen, dat bij een stilzwijgende voortzetting dezelfde arbeidsvoorwaarden blijven gelden.
Robidus heeft boete ad € 59.000 gevorderd van werknemer. Werknemer heeft een beroep op matiging van de concurrentiebedingboete gedaan. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat hij niet of nauwelijks direct concurrentie heeft aangedaan, geen relaties van Robidus heeft benaderd, Robidus geen schade heeft geleden en werknemer maar een bescheiden salaris verdient. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat onverkorte toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Er is dan ook grond voor matiging van de boete. Het hof ziet echter geen aanleiding tot verdere matiging dan door de kantonrechter is toegepast. Werknemer heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat de billijkheid klaarblijkelijk eist dat de boete verder wordt gematigd dan de kantonrechter reeds heeft gedaan. Een verdere matiging zou ook onvoldoende recht doen aan de te beschermen belangen van Robidus.