werkneemster/The Phone House

Werkneemster is sinds 2008 in dienst van The Phone House als Shopmanager. Op 12 juli 2011 heeft ze zich ziek gemeld. Nadat gebleken is dat een storting ter waarde van € 2470 mist, is werkneemster op 21 juli 2011 op non-actief gesteld. The Phone House heeft werkneemster diverse malen uitgenodigd voor een gesprek over het vermiste geld, hetgeen zij heeft geweigerd. Op 27 juli 2011 is de non-actiefstelling opgeheven. Eind augustus oordeelt de bedrijfsarts dat werkneemster niet langer arbeidsongeschikt is. De deskundige van UWV komt tot dezelfde conclusie. Op 12 september 2011 heeft The Phone House werkneemster opnieuw voor een gesprek over de geldkwestie uitgenodigd. Ze meldt zich op 13 september ziek, waarna de The Phone House heeft aangekondigd tot ontslag op staande voet over te gaan als werkneemster niet bij het gesprek zal verschijnen. Nadat werkneemster op 14 september niet op het gesprek is verschenen, is ze op staande voet ontslagen. Thans beroept zij zich op de nietigheid van het ontslag op staande voet.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het is alleszins te begrijpen dat The Phone House van werkneemster informatie wilde hebben over de vermissing van het geld. De brief waarin werkneemster wordt opgeroepen om op 14 september 2011 over de gebeurtenissen op of rond 11 juli 2011 te verklaren mocht The Phone House daarom ook in alle redelijkheid aan werkneemster verzenden, temeer nu The Phone House werkneemster ook heeft aangegeven dat er geen aangifte jegens haar, maar slechts aangifte van vermissing van geld is gedaan en er van werkneemster gelet op haar functie als Shopmanager verwacht mocht worden dat zij over de gebeurtenissen op of rond 11 juli 2011 zou verklaren. Dat zij niet op het gesprek is verschenen, rechtvaardigt een ontslag op staande voet. De stelling dat zij niet op het gesprek kon verschijnen vanwege haar ziekte wordt gepasseerd, omdat geoordeeld is dat zij weer arbeidsgeschikt is. Werkneemster kon derhalve niet op dezelfde gronden een nieuwe ziekmelding doen. De vorderingen tot het starten van mediation en toegang tot de computersystemen van The Phone House worden afgewezen.