Rechtspraak
Taxi Q/werknemer
Werknemer is via Maik Uitzendbureau werkzaam voor taxibedrijf Q. Op 1 juni 2008 heeft werknemer in de vroege morgen de opdracht gekregen om vijf jongeren te vervoeren. Deze passagiers zijn oude vrienden van werknemer. Werknemer is uit de bocht gevlogen, waarbij het voorwiel van de auto zwaar is beschadigd en de carterpan is geraakt met een oliespoor op de weg als gevolg. De weg was overzichtelijk en op enig moment tijdens de betreffende rit heeft werknemer met een snelheid van 161 km per uur gereden. Op de plek van het ongeluk was een maximumsnelheid van 80 km per uur toegestaan. Q stelt werknemer op grond van onrechtmatige daad c.q. artikel 7:661 BW aansprakelijk voor de schade die door het eenzijdige ongeval aan de auto is veroorzaakt.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Nu vaststaat dat het auto-ongeval heeft plaatsgevonden in de uitoefening van de werkzaamheden, wordt de vordering beoordeeld op de beperkte grondslag van artikel 7:661 BW. Lid 2 van artikel 7:661 BW laat verhaal van schade op werknemer slechts toe indien hij zich onmiddellijk voorafgaand aan het ongeluk daadwerkelijk bewust is geweest van het roekeloze karakter van zijn rijgedrag. De beperking van de aansprakelijkheid van werknemers door de toerekeningsmaatstaf in artikel 7:661 BW is ingegeven door de gedachte dat werknemers beschermd dienen te worden tegen vergaande aansprakelijkheid naar aanleiding van fouten gemaakt tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden. Dit geldt echter niet voor het – mogelijk – aanhouden van een zodanige hoge snelheid door werknemer dat geen redelijk verband meer lijkt te bestaan met de door Q opgedragen werkzaamheden zodat dit niet meer onder de uitvoering van de arbeidsovereenkomst valt zoals bedoeld in artikel 7:661 BW. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Q voldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het rijgedrag van werknemer mogelijk bewust roekeloos was. Werknemer heeft gemotiveerd weersproken dat hij op het moment van het ongeval veel te hard reed. De bewijslast hiervan en de bewijslast betreffende de hoogte van de geleden schade en het causaal verband tussen de schade en het ongeluk rusten op Q. De zaak wordt aangehouden, opdat Q te kennen kan geven of en hoe hij aan de bewijsopdracht wenst te voldoen.