Rechtspraak
Faber Pallets BV/werknemer
Werknemer is in 1999 in de functie van verkoopadviseur in dienst getreden van Faber, een onderneming die zich met name bezighoudt met de fabricage van en handel in houten pallets en palletkisten. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen met een geografische reikwijdte van 200 km. Per 1 februari 2010 is werknemer in dienst getreden van PKF Venlo. PKF Venlo is hemelsbreed gelegen binnen een straal van 200 kilometer van de gemeente Assen. De feitelijke reisafstand over de weg bedraagt circa 241 kilometer. Faber vordert betaling van verbeurde boetes wegens overtreding van het concurrentiebeding. In reconventie vordert werknemer vernietiging van het concurrentiebeding.
De kantonrechter is van oordeel dat de bedrijfsuitoefening van PKF Venlo – minst genomen – gelijksoortig en aanverwant is aan dat van Faber. PKF Venlo is binnen een straal van 200 km gevestigd. Door bij PKF Venlo in dienst te treden, heeft werknemer in strijd met het concurrentiebeding gehandeld. Er is geen sprake van onbillijke benadeling van werknemer die tot (gedeeltelijke) vernietiging van het concurrentiebeding dient te leiden. Meegewogen wordt dat werknemer zelf ontslag heeft genomen en dat Faber een gerechtvaardigde vrees voor benadeling heeft.
De kantonrechter is – met Faber – van oordeel dat indien de feiten en omstandigheden die zijn aangevoerd voor een beroep op (gedeeltelijke) vernietiging van het beding geen succes hebben, deze op zichzelf ook niet tot honorering van een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid kunnen leiden. Immers, de toetsing van dat beroep is strenger (handhaving van het concurrentiebeding zou in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moeten zijn) dan de toets of de werknemer in verhouding tot het belang van de werkgever onbillijk wordt benadeeld. Het komt er dus op aan of gezegd kan worden dat het beding onredelijk bezwarend is en/of sprake is van ongelijke behandeling. Faber heeft werknemer, anders dan werknemer stelt, voldoende doorgroeimogelijkheden geboden en de ambities van werknemer ondersteund. De stelling dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel is onvoldoende onderbouwd.
De overeengekomen boete ad € 45.378 wordt met circa 2/3 gematigd tot een bedrag van € 15.000 (ongeveer een half netto jaarsalaris). Hiertoe wordt overwogen dat het concurrentiebeding een standaardbepaling is, waar niet met werknemer over is onderhandeld. Voorts valt PKF Venlo maar net binnen de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding. Door de overstap te maken naar PKF Venlo heeft werknemer een door hem gewenste promotie kunnen verwezenlijken en een aanzienlijke loonsverhoging kunnen verkrijgen. Evenmin is gesteld of gebleken dat Faber schade heeft geleden door de aldus ontstane overtreding van het concurrentiebeding. Tot slot wordt meegewogen dat door werknemer onbetwist is gesteld dat hij zich heeft onthouden van ieder contact met klanten van Faber.