Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20 december 2011
ECLI:NL:GHLEE:2011:BU8987
werknemer/European Work First BV
(Hoger beroep van AR 2011-200.) Werknemer is op 1 januari 2010 voor bepaalde tijd tot 23 december 2010, dan wel einde teeltseizoen, in dienst getreden bij EWF. Deze arbeidsovereenkomst, waarop de van 19 juni 2009 tot en met 27 maart 2011 algemeen verbindend verklaarde ABU-CAO van toepassing is, is een 'fase B'-uitzendovereenkomst in de zin van die cao. EWF is een uitzendbureau met een vestiging in Polen. Haar personeel wordt hoofdzakelijk tewerkgesteld in de glastuinbouw bij derden in Nederland. Werknemer is, met een aantal landgenoten, tewerkgesteld in de (kas)tomatenteelt bij inlener X. Bij brief van 15 oktober 2010 heeft EWF aan werknemer meegedeeld dat de werkzaamheden, en daarmee de arbeidsovereenkomst, eindigen per maandag 18 oktober 2010 omdat het 'einde teeltseizoen' is. Volgens werknemer handelt EWF hiermee in strijd met artikel 7:691 BW (het uitzendbeding) nu de 26 wekentermijn is verstreken. Voorts is sprake van een ongeoorloofde ontbindende voorwaarde, omdat de einddatum geen objectief te bepalen gebeurtenis is, maar afhankelijk is van de wil van de inlener. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en daartoe overwogen dat de gewraakte bepaling geen uitzendbeding is, omdat niet is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst eindigt wanneer de inlener om beëindiging verzoekt van de terbeschikkingstelling. Overeengekomen is dat de arbeidsovereenkomst eindigt op het moment dat het teeltseizoen wordt beëindigd, en dat is volgens de kantonrechter een ontbindende tijdsbepaling. Daarvoor maakt niet uit dat het de inlener is die meedeelt dat het seizoen ten einde is.
Het hof oordeelt als volgt. Voorshands is het hof van oordeel dat deze bepaling geen bepaalde tijd oplevert, noch als ontbindende voorwaarde beschouwd mag worden. Het is het hof niet gebleken dat het begrip 'teeltseizoen' duidelijk is af te bakenen. Volgens de kantonrechter stopt dat seizoen wanneer de planten geen tomaten meer produceren. Werknemer heeft evenwel, onder verwijzing naar artikelen in het tuindersblad 'Onder glas', betoogd dat de laatste pluk gewoonlijk medio november is en dus al een maand later dan het moment waarop EWF zijn arbeidsovereenkomst wenste te beëindigen. Daarna echter moeten ook nog diverse werkzaamheden worden uitgevoerd die horen bij het teeltseizoen, zoals rooien van de planten, verwijderen van folie en reinigen van de kassen, welke werkzaamheden hij en zijn collega's ook verrichtten. Volgens EWF behoort het schoonmaakwerk van de kassen niet tot het normale werk van de werknemers. EWF heeft deze stelling echter niet onderbouwd.
Ter onderbouwing van zijn ruimere uitleg van de duur van het teeltseizoen heeft werknemer erop gewezen dat hijzelf in voorgaande jaren ook tot in december heeft gewerkt terwijl toen eveneens was overeengekomen dat hij zou werken tot het einde van het teeltseizoen. Gelet op deze omstandigheden kan het hof er niet op voorhand van uitgaan dat de einddatum met gebruik van de term 'einde teeltseizoen' objectief bepaalbaar was. De arbeidsovereenkomst kon derhalve niet door enkel tijdsverloop eindigen op een datum voor 23 december 2010. Door EWF is aangevoerd dat de inlener heeft aangegeven dat het seizoen voorbij was. Het hof is voorshands van oordeel dat ook zo'n mededeling een onvoldoende objectief criterium oplevert voor de vraag of een bepaalde tijd, zoals hier aan de orde is, is verstreken. De inlener is weliswaar niet de formele werkgever, maar kan hetzelfde subjectieve belang hebben als de formele werkgever bij een beroep op het verstrijken van een overigens onduidelijke termijn. Daar komt bij dat, zoals werknemer terecht heeft opgemerkt, zijn 'fase B'-status hem juist zou moeten beschermen tegen een min of meer willekeurig einde van de arbeidsovereenkomst, doordat de inlener de uitzending wenst te beëindigen. Volgt vernietiging van het vonnis van de kantonrechter en toewijzing van de loonvordering van werknemer.