Rechtspraak
BT Nederland NV/werknemer
Werknemer (59 jaar oud) is sinds 1 april 1992 in dienst van BT Nederland, laatstelijk in de functie van Senior Proposition Development Manager. Thans verzoekt BT Nederland ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen. De afdeling GTM (Global Telecom Markets), waar werknemer werkzaam is, zal worden gereorganiseerd. Besloten is om de ondersteunende rol van werknemer te laten vervallen. Werknemer stelt onder meer dat de bedrijfseconomische redenen niet aannemelijk zijn en dat ten onrechte het Ontslagbesluit niet is toegepast.
De kantonrechter oordeelt dat de slechte bedrijfseconomische omstandigheden voldoende aannemelijk zijn gemaakt. Een een-op-een handhaving van het Ontslagbesluit is in de ontbindingsprocedure niet aan de orde, zodat het beroep van werknemer op het Ontslagbesluit faalt. Werknemer heeft voorts aangevoerd dat het sociaal plan werd afgesloten met FNV Bondgenoten en dat het evident is dat FNV Bondgenoten onvoldoende representatief is, zodat het sociaal plan niet moet worden toegepast. De kantonrechter verwerpt dit standpunt voor zover het zou inhouden dat onderzocht moet worden of FNV Bondgenoten wel een voldoende grote representativiteit vertegenwoordigt, uitgedrukt in percentages. Een sociaal plan dient niet altijd beoordeeld te worden naar de wijze van totstandkoming van een cao op grond van de Wet CAO, maar ook in het kader van artikel 3 lid 3 WMCO (oud). Aannemelijk is gemaakt dat FNV Bondgenoten wel met BT Nederland heeft onderhandeld, zodat het sociaal plan in elk geval voldoende legitiem tot stand is gebracht. Hoewel BT Nederland zich onvoldoende heeft ingespannen om passend werk te vinden, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden. Wel wordt werknemer een vergoeding toegekend.
Nu in het specifieke geval van werknemer door hem geen gebruik gemaakt is van een outplacementtraject (dat een belangrijk onderdeel van het sociaal plan vormt) en bovendien de maximering in het sociaal plan tot € 120.000 werknemer bijzonder hard treft (ook omdat zowel de kantonrechtersformulefactor A als B in het geval van werknemer is gemaximeerd), is de maximering evident onbillijk. Aannemelijk is dat de duur van de werkloosheid bijna anderhalf jaar zal zijn. De kantonrechter bepaalt, rekening houdend met het gevoelen van de begeleidingscommissie, het tussen werkgever en FNV Bondgenoten overeengekomen sociaal plan en met de overweging dat vooral gelet moet worden op de gevolgen van de beëindiging, de vergoeding op € 182.000 bruto.