werknemer/DDM

Werknemer is in 1980 in dienst getreden van DDM als hoofd administratie. In 2000 heeft DDM verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege bedrog. DDM heeft aangevoerd dat werknemer zijn echtgenote op de loonlijst van DDM heeft gezet, terwijl zij niet in dienst was van DDM. Werknemer heeft dit erkend, maar heeft gesteld dat dit gebeurde met medeweten en instemming van de directeur van DDM en dat hij met het ontvangen geld personen, die werkzaamheden verrichtten voor DDM, buiten de boeken om betaalde. De kantonrechter heeft geoordeeld dat werknemer er niet in geslaagd is op voldoende overtuigende wijze aan te tonen dat hij maandelijks geld van zijn privérekening(en) inbracht in een (zwarte) kas van DDM, terwijl werknemer er evenmin in geslaagd is aan te tonen dat dit in opdracht van of met medeweten van de directie zou zijn geschied. Er is ontbonden zonder vergoeding. Thans verzoekt werknemer heropening van het geding ten aanzien van de beslissing tot het niet toekennen van een vergoeding. Ter onderbouwing worden drie nieuwe documenten overgelegd: dagboekfragmenten van een oud-collega, een recente schriftelijke verklaring van deze oud-collega en drie bladzijden uit een due-diligencerapport van KPMG uit 1999.

De kantonrechter oordeelt als volgt. De stelling dat uit de dagboekfragmenten en de schriftelijke verklaring volgt dat valse getuigenverklaringen zijn afgelegd faalt. Deze stukken kunnen niet afdoen aan een belangrijke grond voor het niet toekennen van een ontbindingsvergoeding in de beschikking van 15 augustus 2001, te weten dat niet is gebleken dat de bedragen die werknemer van zijn privérekening heeft opgenomen ook daadwerkelijk zijn aangewend voor de betaling van personen die voor DDM werkten. Hetzelfde geldt voor de overgelegde bladzijden uit het due-diligencerapport. Nu de nieuwe stukken niet tot heropening leiden, kan in het midden blijven of tijdig een beroep is gedaan op heropening. Volgt afwijzing van het verzoek.