Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Coöperatieve Rabobank Noordoost Friesland U.A.
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 13 januari 2012
ECLI:NL:RBLEE:2012:BV5584

werknemer/Coöperatieve Rabobank Noordoost Friesland U.A.

Eenzijdig vaststellen vakantiedagen door Rabobank in strijd met wettelijk systeem. Beroep op verrekening wegens onverschuldigde betaling van loon faalt. Situatieve arbeidsongeschiktheid

Werknemer is sinds 1971 in dienst van de Rabobank. De Kantonrechter Leeuwarden heeft de arbeidsovereenkomst op verzoek van de Rabobank ontbonden wegens een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie onder toekenning van een vergoeding van € 13.000. Rabobank stelt dat er een negatief saldo aan verlofuren is ontstaan, doordat werknemer heeft geweigerd vanaf mei 2010 zijn werk te hervatten nadat hij door de bedrijfsarts arbeidsgeschikt is verklaard. Bovendien heeft werknemer geweigerd zijn werk te hervatten, nadat werknemer zijn ontbindingsverzoek had ingetrokken. Deze niet-gewerkte dagen worden door Rabobank aangemerkt als vakantiedagen. Het negatieve saldo aan verlofuren heeft Rabobank met het laatste salaris verrekend. Werknemer vordert onder meer betaling van deze verlofuren.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het door Rabobank eenzijdig vaststellen van vakantiedagen is in strijd met het wettelijk systeem (zie ook Hof Arnhem 24 juni 2002, JAR 2003/198). Het wettelijk systeem houdt in dat de werkgever de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vaststelt overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Op grond van artikel 7:638 lid 2 BW kan hiervan worden afgeweken, maar daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken. Bovendien heeft Rabobank – zonder enige vorm van overleg – meer uren als verlof aangemerkt dan door werknemer tot het einde van het dienstverband was opgebouwd.

Rabobank stelt dat werknemer vanaf 12 mei 2010 geen werkzaamheden meer heeft verricht en het loon vanaf die datum tot 1 december 2010 onverschuldigd is betaald. Het beroep op verrekening wordt gepasseerd, nu de gegrondheid van dit verweer – waartoe over de onverschuldigdheid van de betaling dient te worden geoordeeld – niet op eenvoudige wijze is vast te stellen (artikel 6:136 BW). Daartoe wordt overwogen dat het hier gaat om de vraag voor wiens rekening het behoort te komen dat werknemer vanaf 12 mei 2010 zijn werkzaamheden niet meer heeft verricht. Daarbij dient te worden opgemerkt dat in zijn algemeenheid geldt dat een werknemer ook recht op loondoorbetaling heeft indien hij situatief arbeidsongeschikt is als gevolg van arbeidsomstandigheden waarvan de oorzaak in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen en deze zodanig waren dat, met het oog op de (dreiging van) psychische of lichamelijke klachten, van de werknemer redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten (HR 27 juni 2008, LJN BC7669). Voorts is van belang dat Rabobank werknemer tot december 2010 kennelijk nimmer expliciet heeft meegedeeld dat zij zich het recht voorbehield om het betaalde salaris terug te vorderen of te verrekenen. Ook de betalingen van het salaris zelf zijn kennelijk geschied zonder dat Rabobank daarbij enig voorbehoud heeft gemaakt. Het beroep op verrekening faalt. De vordering tot betaling van de verlofuren wordt toegewezen.