Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28 februari 2012
ECLI:NL:GHLEE:2012:BV7349

werkneemster/werkgever

Werkgever-manegehouder aansprakelijk voor polsblessure werkneemster bij uitladen paard op grond van artikel 6:181 BW (risicoaansprakelijkheid). Bezitter of houder doet niet ter zake. Bewijslast rust op werkneemster. Werkgever-managehouder tevens aansprakelijk op grond van artikel 7:658 BW wegens schenden zorgplicht. Het feit dat de Arbocatalogus Paardenhouderij ten tijde van het incident nog niet bestond, wil niet zeggen dat aan de inhoud ervan geen betekenis toekomt. Schending instructieplicht

Werkneemster is sinds 2008 in dienst van werkgever, een manegehouder en paardenfokkerij. De taken van werkneemster bestonden onder andere uit het uitmesten van paardenboxen en het naar het land (en terug)brengen van paarden. Werkneemster stelt dat zij schade heeft geleden bij het uitladen van een paard. Haar hand zou bekneld zijn geraakt. Werkneemster is de mening toegedaan dat werkgever aansprakelijk is voor de schade die zij als gevolg van het ongeval heeft opgelopen. Zij baseert deze aansprakelijkheid primair op de stelling dat werkgever als eigenaar/bezitter dan wel als de bedrijfsmatige gebruiker van het paard ex artikel 6:179 BW jo. 6:181 BW aansprakelijk is voor haar schade. Subsidiair stelt werkneemster dat werkgever zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 BW geschonden heeft dan wel op basis van goed werkgeverschap aansprakelijk is voor de door haar geleden schade. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen (zie AR 2011-202).

Het hof oordeelt als volgt. Wanneer een dier wordt gebruikt in de uitoefening van het bedrijf van een ander dan de bezitter van het dier, rust de risicoaansprakelijkheid van artikel 6:179 BW ingevolge artikel 6:181 BW op degene die het bedrijf uitoefent. In het arrest van 1 april 2011 (LJN BP1475, NJ 2011, 405) heeft de Hoge Raad onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis overwogen, kort samengevat, dat artikel 6:181 BW enerzijds berust op de overweging dat de benadeelde niet behoort te worden belast met de moeilijkheden die inherent zijn aan het onderzoek naar en de bewijslevering betreffende de identiteit van de schuldenaar, en anderzijds op de eenheid van onderneming in het kader waarvan het dier wordt gebruikt, het feit dat bedrijfsmatig verrichte activiteiten in beginsel zijn gericht op het verkrijgen van profijt, en het feit dat van een ondernemer kan worden gevergd dat hij zijn bedrijfsrisico als één risico verzekert. De Hoge Raad overwoog ook dat bij de beantwoording van de vraag of de aansprakelijkheid van artikel 6:179 BW rust op de bezitter of op degene die het bedrijf uitoefent waarin het dier wordt gebruikt, niet van belang is of degene die het bedrijf uitoefent bezitter dan wel houder van het dier is, en ook niet of het doel waartoe het dier aldus wordt gebruikt inmiddels bijna is bereikt. Ten slotte overwoog de Hoge Raad dat aan de toepasselijkheid van artikel 6:181 BW niet de eis mag worden gesteld dat het dier duurzaam en ten eigen nutte wordt gebruikt. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval is werkgever als de bedrijfsmatige gebruiker van het paard aan te merken toen het paard op de ‘filmdag’ ten behoeve van de veiling werd aangevoerd op het bedrijf van werkgever. Het paard werd aangevoerd in het kader van een bedrijfsactiviteit van werkgever, de veiling. Het werd bovendien aangevoerd in een vrachtauto van werkgever, die werd bestuurd door een medewerker van werkgever. Bij het afladen van het paard uit de vrachtauto dienden medewerkers van werkgever te assisteren. Er rust derhalve een risicoaansprakelijkheid op werkgever. Op werkneemster rust de bewijslast dat haar schade door toedoen van het paard is ontstaan.

Werkgever is evenwel ook op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk wegens het schenden van de zorgplicht. Dat ten tijde van het incident de Arbocatalogus Paardenhouderij nog niet bestond, wil niet zeggen dat aan de inhoud ervan geen betekenis toekomt. Gesteld noch gebleken is dat de normen en maatregelen in de catalogus volkomen nieuw zijn of een trendbreuk vormden ten aanzien van de ‘best practices’ in de paardenbranche van (enkele jaren) voor de invoering van de catalogus. Er kan dan ook van worden uitgegaan dat de in de catalogus vermelde normen en maatregelen de weerslag vormen van de toen bekende risico’s en de toen bekende mogelijkheden en maatregelen om die risico’s te beheersen en daarmee schade te voorkomen. Het staat vast dat werkgever werkneemster in het geheel niet heeft geïnstrueerd over het lossen van paarden. Werkgever heeft werkneemster niet gewezen op het bijzondere gevaar – naar achteren gaan of slaan door het paard – dat verbonden is aan het innemen van een positie aan de achterzijde van een paard bij het lossen van dat paard uit een vrachtauto. Zulks in strijd met de Arbocatalogus Paardenhouderij. Dat had, naar het oordeel van het hof, wel op de weg van werkgever gelegen. Dat werkneemster ervaring had met het lossen van (haar onbekende) paarden, betekent niet dat zij zich ook bewust was van het bijzondere risico dat verbonden is aan het zich aan de achterzijde van het paard bevinden bij het lossen van het paard. En als werkneemster zich daarvan al bewust zou zijn geweest, diende werkgever zich te realiseren dat werknemers die bekend zijn met aan het werk verbonden gevaren door de geregelde omgang met die gevaren niet altijd de nodige voorzichtigheid zullen betrachten. Werkgever is aansprakelijk.