Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Gelderland, 9 maart 2012
ECLI:NL:RBARN:2012:BV9265

werkneemster/werkgever

Constructie rijschoolhouder waarbij echtgenote een onredelijk hoog uurloon ontvangt om verhaalsmogelijkheden van crediteuren te frustreren. Aannemelijk dat arbeidsovereenkomst nietig is wegens strijd met goede zeden

Werkneemster is in dienst van een motor- en autorijschool. Thans vordert ze loon vanaf januari 2012 en voert daartoe het volgende aan. Medio 2004 heeft de echtgenoot van werkneemster zijn eenmanszaak verkocht aan zijn te hulp geschoten vriend (thans directeur van de rijschool), onder de afspraak dat hij de rijschool na verloop van enige jaren, als zijn financiële problemen zouden zijn opgelost, terug zou kunnen kopen. Werkneemster is voltijds in dienst getreden van de rijschool en ze heeft een voltijds salaris ontvangen, maar ze heeft altijd maar 16 uur per week gewerkt. Werkgever stelt dat werkneemster jarenlang te weinig heeft gewerkt voor het salaris dat zij ontving.

De kantonrechter oordeelt als volgt. In de visie van werkneemster, uitgaande van een tweedaagse werkweek als rijinstructrice, zou haar uurloon neerkomen op een bedrag van € 72,12 bruto. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijk uurloon gewoonlijk niet past bij een functie van rijinstructeur. Het gestelde uurloon kan dan ook in redelijkheid niet worden beschouwd als tegenprestatie voor de door werkneemster te verrichten arbeid als rijinstructrice. Partijen hebben een constructie gemaakt, waardoor (mogelijke) schuldeisers van de echtgenoot van werkneemster misleid zouden worden. Het loon van de echtgenoot is immers bewust laag gehouden teneinde verhaalsmogelijkheden van crediteuren te frustreren, terwijl het loon van werkneemster bewust (fors) verhoogd is, zodat het gezamenlijk inkomen kennelijk op het gewenste peil bleef. Gezien de strekking van de arbeidsovereenkomst van werkneemster met werkgever is het naar het oordeel van de kantonrechter voorshands niet onaannemelijk dat de overeenkomst tussen partijen in een bodemprocedure nietig geacht wordt als strijdig met de goede zeden. Volgt afwijzing van de vorderingen.