Rechtspraak
Gerechtshof Amsterdam, 7 maart 2012
ECLI:NL:GHAMS:2012:BW0499
Ondernemingsraad van de St. Combiwel Amsterdam/St. Combiwel Amsterdam
Combiwel houdt zich bezig met welzijnswerk in de regio Amsterdam. De welzijnswerkzaamheden (volwassenenwerk, jongerenwerk en O&O, hetgeen staat voor opvoeding en ontwikkeling van jonge kinderen en hun ouders) worden hoofdzakelijk verricht op basis van subsidiegelden die door de stadsdelen van de gemeente Amsterdam aan Combiwel worden verstrekt. Bij e-mailbericht van 2 september 2011 heeft de bestuurder van Combiwel (Zuiver) aan de ondernemingsraad gevraagd advies uit te brengen over het reorganisatieplan O&O waarin ‘voorstellen voor harmonisatie van leidinggevende uren en efficiency op uitvoerend niveau’ worden gedaan. In de adviesaanvraag staat dat de bestuurder het plan graag in een overlegvergadering op 26 september 2011 bespreekt en daarna zo spoedig mogelijk het advies ontvangt. De ondernemingsraad heeft te kennen gegeven niet op deze termijn te kunnen adviseren. De ondernemingsraad heeft als alternatieve datum 31 oktober genoemd. De ondernemingsraad heeft de bestuurder vervolgens bericht nog behoefte te hebben aan nadere informatie. Tot concrete vragen of advies heeft het niet geleid. De bestuurder heeft de ondernemingsraad tot 8 november de tijd gegeven advies uit te brengen. De ondernemingsraad heeft dat niet gedaan. Op 10 november 2011 is het O&O-besluit genomen. De ondernemingsraad stelt zich op het standpunt dat het besluit onredelijk is, onder meer omdat hij in deze periode onderbezet was en overladen met advies- en instemmingsverzoeken; hem geen redelijke termijn is gegund; hij onvoldoende informatie heeft gekregen en de bestuurder de termijn van artikel 25 lid 6 WOR heeft geschonden.
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. Allereerst stelt de OK vast dat de ondernemingsraad deskundige ondersteuning genoot. Voorts heeft de ondernemingsraad nimmer concreet aangegeven welke informatie hij nodig achtte voor het adviseren van de bestuurder, zodat laatstgenoemde niet verweten kan worden geen of onvoldoende informatie te hebben verstrekt. Evenmin acht de OK sprake van een onredelijke termijn. De bestuurder heeft de ondernemingsraad voldoende tijd gegeven en steeds op het belang van een spoedige advisering ‘gehamerd’. Omdat ten slotte uit het geding is gebleken dat de bestuurder ‘feitelijk gedurende een maand’ geen uitvoering heeft gegeven aan het genomen besluit, kan van schending van artikel 25 lid 6 WOR geen sprake zijn. Bijgevolg kan niet geoordeeld worden dat het besluit onredelijk is.