Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 3 april 2012
ECLI:NL:GHSHE:2012:BW1013
werknemer/B. Aanneming, Transport, Handel en Verhuur B.V. c.s.
Werknemer (58 jaar) is op 15 augustus 1983 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van B. Aanneming, Transport, Handel en Verhuur B.V. (hierna: B. ATHV). De functie van werknemer was shovelmachinist/voorman. In december 2007 is werknemer een arbeidsongeval overkomen. Sindsdien heeft hij niet meer voor B. ATHV gewerkt. B. ATHV heeft toetstemming gevraagd aan (destijds) de CWI om de arbeidsovereenkomst met werknemer wegens bedrijfseconomische omstandigheden op te zeggen. Vanaf maart heeft B. ATHV het loon niet meer betaald. De arbeidsovereenkomst is tegen 1 augustus 2008 opgezegd. Werknemer vordert in deze procedure loon vanaf 1 maart 2008 tot einde dienstverband en voorts voorwaardelijk een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijke opzegging. Volgens werknemer is er sprake van een dusdanige verwevenheid van B. ATHV met de aan haar gelieerde vennootschappen, zoals Milieu Service Brabant BV, E. Grond- en Bouwstoffen BV, E. Holding BV (hierna: de holding) en (de eenmanszaak van) D., zodat er sprake is van vereenzelviging van deze vennootschappen en D. in persoon. In ieder geval dient (ook) de holding als werkgever van werknemer te gelden. Volgens werknemer moeten al deze vennootschappen als (materieel) werkgever worden beschouwd, zodat zij alle jegens hem aansprakelijk zijn.
Het hof oordeelt als volgt. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de zelfstandigheid van de rechtspersoon vooropstaat. Alleen als zich bijzondere omstandigheden voordoen, kan van dit uitgangspunt worden afgeweken (vgl. HR 9 juni 1995, LJN ZC1752 en HR 13 oktober 2000, LJN AA7480). Van deze bijzondere omstandigheden is niet gebleken. Vast staat dat de arbeidsovereenkomst van werknemer is gesloten met de rechtsvoorganger van B. ATHV en dat de salarisspecificaties op naam van B. ATHV staan. De functie van werknemer als shovelmachinist/voorman sloot aan bij de activiteiten van B. ATHV. De ontslagvergunningaanvraag is gedaan door en deze is door de CWI verleend aan B. ATHV. Dat de brieven aan het UWV, de Arbodienst en de mediator niet op naam van B. ATHV staan, maar op briefpapier van de holding en ondertekend door D. kan ook niet leiden tot materieel werkgeverschap van de andere vennootschappen van de E.-groep door vereenzelviging. Evenmin kan D. in persoon worden aangemerkt als werkgever. Vast staat immers dat werknemer zich heeft verbonden met F. BV, de rechtsvoorganger van B. ATHV. Op grond van ABN AMRO/Malhi moet dan worden geconcludeerd dat D. – die zich niet jegens werknemer heeft verbonden – niet als werkgever kan worden aangemerkt. Dat hij in de feitelijke uitvoering wel werkgeversgezag uitoefende, doet hieraan niet af. Ten slotte kan evenmin de holding worden aangemerkt als werkgever, vanwege het enkele gebruik van briefpapier van de holding in de communicatie met UWV, Arbodienst en mediator. De grieven falen derhalve.
Werknemer wordt in de gelegenheid gesteld om op onderdelen zijn vordering inzake kennelijk onredelijke opzegging nader te bewijzen (in het bijzonder ten aanzien van de passendheid van de aangeboden functie).