Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 18 januari 2012
ECLI:NL:RBGRO:2012:BW2277
werknemer/B.K.F. Kraanbedrijf BV
Werknemer is sinds 1985 in dienst bij BKF in de functie van kraanmachinist. Op 25 november 2005 heeft hij zich ziek gemeld met nek- en schouderklachten. In 2009 is BKF een loonsanctie opgelegd. Op 8 maart 2010 heeft BKF na drie jaar loondoorbetaling de loonbetaling gestopt. Op 17 augustus 2010 is de loonbetaling hervat. Werknemer vordert loon over deze tussenliggende periode. Hij stelt dat hij zich telkens, ook na 8 maart 2010, beschikbaar heeft gehouden voor (passende) werkzaamheden bij BKF en daarom recht heeft op doorbetaling van loon.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Hoewel de loondoorbetalingsverplichting in beginsel na drie jaar stopt, is er (alsnog) een verplichting tot betaling van loon indien de werknemer zich beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van passende arbeid en deze passende arbeid ten onrechte niet is aangeboden. Voor de beantwoording van de vraag of BKF loon verschuldigd is na 8 maart 2010 is bepalend of – gelet op alle omstandigheden van het geval – werknemer in de betreffende periode bereid is geweest om werkzaamheden te verrichten en of dit voor BKF voldoende kenbaar is geweest.
Het was voor BKF op 8 maart 2010 voldoende kenbaar dat werknemer bereid was werkzaamheden te verrichten. Werknemer heeft op 23 oktober 2009 gesolliciteerd naar de functie van vrachtwagenchauffeur binnen BKF. Daarnaast heeft hij op 28 december 2009 aangegeven dat hij graag als hijsuitvoerder binnen BKF aan de slag wil. Gelet op de betrekkelijk korte periode tussen de brieven van werknemer en 8 maart 2010 moet worden aangenomen dat deze bereidheid op 8 maart 2010 nog steeds aanwezig was. Hoewel in beginsel van een werknemer verwacht mag worden dat de bereidheid tot het verrichten van arbeid concreet wordt herhaald op het moment dat de loonsanctie eindigt waardoor ook de hierop gebaseerde loondoorbetalingsverplichting eindigt, ligt dit in het onderhavige geval anders. Werknemer heeft begin maart 2010 contact gezocht met BKF over zijn salaris en met de vraag hoe het nu verder moest. BKF heeft hierop gereageerd door te zeggen dat werknemer zich kon melden bij het UWV voor een uitkering en dat BKF ontslag voor werknemer zou aanvragen. Gelet op deze mededeling van BKF, die erop neer komt dat BKF geen gebruik meer wenst te maken van de werkzaamheden van werknemer, mag niet van een werknemer verwacht worden dat hij zijn bereidheid om werkzaamheden te verrichten nogmaals herhaalt. Volgt toewijzing van de loonvordering.